116409 | Wettelijke beperkingen inzake waterlopenbeheer
VANCRAEYNEST Dirk

Polders en wateringen, juni 1997, V.14, (32), 14-19

In deze bijdrage geeft de auteur een opsomming van de voornaamste reglementaire bepalingen die de polder- en wateringbesturen moeten respecteren bij de uitvoering van de onderhouds- en instandhoudingswerken aan hun waterlopenstelsel en bijhorende infrastructuur (stuwen, sluizen, overwelvingen, inrichtingen voor watercaptatie, enz.). Deze zijn:

  • - wet 29.03.1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw (doc. nr. 27302);
  • - KB 25.03.1981 tot vaststelling van de op het openbaar domein door publiekrechtelijke personen uit te voeren werken en te verrichten handelingen waarvoor wegens hun geringe omvang geen vergunning vereist is;
  • - KB 28.12.1972 betreffende de inrichting van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen;
  • - BVR 16.07.1996 tot instelling van een vergunningsplicht voor de wijziging van vegetatie en van lijn- en puntvormige elementen (doc. nr. 101911);
  • - BVE 27.06.1984 houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen;
  • - BVE 17.10.1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van art. 4 van de richtlijn 79/409/EEG van de raad van de Europese Gemeenschappen van 02.04.1979 inzake het behoud van de vogelstand;
  • - overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn in het bijzonder als woongebied voor watervogels, opgemaakt te Ramsar (Iran) op 02.02.1971, goedgekeurd bij de wet 22.02.1979;
  • - decreet 16.04.1996 houdende bescherming van landschappen (doc. 98677);
  • - BVE 23.03.1989 houdende bepaling van de categorieën van werken en handelingen andere dan hinderlijke inrichtingen, waarvoor een milieu-effectrapport vereist is voor de volledigheid van de aanvraag van bouwvergunning;
  • - BVR 20.04.1994 tot uitvoering van het decreet 30.06.1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium (doc. 72028)