123476 | 04.07.1997 V. nr. 260 (BHR): Slechte toepassing van de belasting op de waterzuivering - ten onrechte afgewezen verzoek om vrijstelling
de LOBKOWICZ
Min. belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest,

V. en A., BHR, 20.09.1997,1996-97, (23), 2825-2827

Sommige heffingsplichtigen die de heffing niet willen betalen alleen omdat zij niet op de riolering zijn aangesloten in strijd met de ordonnantie 29.03.1996 tot instelling van een heffing op de lozing van afvalwater handelen.
Er wordt de heffing ingesteld voor:

  • - de lozing op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  • - van afvalwater.
Waar het water ook vandaan komt (de enige uitzondering: in regenputten opgevangen regenwater) en op welke manier het ook geloosd wordt (meer bepaald: of nu wel of niet openbare riolen wordt geloosd), men blijft de heffing schuldig.
Deze ordonnantie heeft tot doel het leefmilieu te beschermen en vervuiling tegen te gaan. Het is dus de bedoeling dat de heffing, behalve als financieringsmiddel voor de waterzuiveringsinstallaties, gebruikt wordt om specifieke oplossingen te zoeken voor gebieden die niet op de riolering aangesloten zijn.
Bij de berekening van de heffing door heffingsplichtigen die het water om andere dan huishoudelijke redenen gebruiken worden rekening gehouden met het water dat niet in de openbare riolering wordt geloosd. Enerzijds is het gerechtvaardigd om een heffing op te leggen aan mensen die water voor hun huishouden gebruiken en over een rottingsput beschikken, omdat in een overgrote meerderheid van de gevallen het geloosde water afkomstig uit zo een rottingsput vervuild is.
Aan de andere kant, zuiver juridisch bekeken, zou indien heffingsplichtigen die niet op de riolering zijn aangesloten de heffing wordt kwijtgescholden, het beginsel van de gelijkheid van de heffingsplichtingen geschaad kunnen worden. Men zou namelijk niet inzien waarom mensen die het milieu evengoed vervuilen als zij die wel op de riolering zijn aangesloten een voorkeursregime moeten krijgen voor het betalen van de heffing.

nvdr: De Ordonnantie 29.03.1996 tot instelling van een heffing op de lozing van afvalwater wordt opgeheven door de ordonnantie 20.10.2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid (zie doc. nr. 213828). De Regering kan evenwel besluiten dat de art. 15 tot 21 van die ordonnantie van kracht blijven in de mate dat dit nodig is om rekening te houden met de vervuiling van geloosd afvalwater voor de bepaling van de waterprijs en de saneringsdiensten.