131151 | n.v. Ambaro / Watering 'Het Velpedal'
Rb. Leuven, 31 maart 1995, 5e K.

T.Aann., 1998, V.30, (1), 71-78+noot 78

De aannemer was de laagst ingeschreven regelmatige bieder bij een aanbesteding. Medio 1978 werd de aannemer op de hoogte gebracht dat de werken hem waren toegewezen. Hij werd verzocht voor borgstelling te zorgen. Bijna een jaar later (10 maanden) heeft de aannemer nog steeds geen aanvangsbevel gekregen. Bij aangetekend schrijven stelt hij dan de opdrachtgever in gebreke. Dit gebeurt zelfs een tweede maal en een voorlopige schadeƫis werd geformuleerd. Meer dan drie jaar later (in 1983) wordt de aannemer gevraagd of hij akkoord kan gaan met een gedeeltelijke uitvoering van de overeenkomst. Hierbij diende de aannemer dan wel alle vorderingen tot schadevergoeding met betrekking tot de oorspronkelijke overeenkomst te laten vallen. Een ganse tijd werd de aannemer dan weer in het ongewisse gelaten, totdat de waarborg eind 1989 werd vrijgegeven. De aannemer besloot hieruit dat de opdrachtgever eenzijdig afzag van de gunning en alzo de overeenkomst verbrak. in 1990 bleek dan dat een andere firma een aantal werken uitvoerde die behoorden tot de oorspronkelijke overeenkomst.

Wanneer er een termijn van 90 dagen verstrijkt zonder dat het bestuur de datum voor de aanvang der werken heeft gesteld, of wanneer de aanvangsdatum buiten die termijn gesteld wordt, heeft de aannemer het recht om de ontbinding van de overeenkomst en / of herstel van het door hem geleden nadeel te eisen. De aannemer verliest dit recht, wanneer hij er geen gebruik van maakt binnen 30 dagen na de dag waarop de voornoemde termijn verstrijkt. Zijn wil moet bovendien duidelijk blijken uit een aangetekend schrijven. Dit moet echter in redelijkheid beoordeelt worden: de administratie mag niet steeds opnieuw de zaak uitstellen door steeds opnieuw het verlopen rechtsverval van de aannemer aan te halen. Het bestuur mag zich dan ook niet beroepen op dat rechtsverval, daar de aannemer steeds weer aandrong, doch van het bestuur nooit antwoord kreeg (toepassing van het adagium: nemo auditur propriam turpitudinem allegans).
Er kan geen sprake zijn van rechtsverwerking in hoofde van de aannemer. Dit houdt immers meer in dan het louter stilzitten gedurende een bepaalde periode. Het veronderstelt ook een met het recht, dat men wenst te laten gelden, strijdige handeling. En dit blijkt niet uit de feiten.
Evenmin kan er sprake zijn van rechtsmisbruik van de aannemer. Het is niet omdat de aannemer pas na - zeer - lange onderhandelingen tot dagvaarding overgaat, dat dit een rechtsmisbruik zou uitmaken.
Het bestuur heeft, door de waarborg vrij te geven, eenzijdig de overeenkomst verbroken, zodat de aannemer gerechtigd is op schadevergoeding.
Een deskundige wordt aangesteld en aan de aannemer wordt een onmiddellijk uitvoerbare provisie van 5000000 BEF toegekend (waarde van de werken was ongeveer 40 miljoen, inclusief BTW).

 link