201786 | 24.06.2005 Dec. houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2005 - Oppervlaktewateren (art. 25-27);
Min.-President van de Vlaamse regering en Vlaamse Min. van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, LETERME Yves

BS 2005-09-12

Deze wijzigingen strekken er toe de voor één of meer componenten van de heffingsformule forfaitair berekende vuilvracht bij het ontbreken van meet -en bemonsteringsresultaten te plafonneren tot maximaal 1,5 maal de hoogte van de gemiddelde vuilvracht van één of meer componenten in rekening gebracht bij het vaststellen van de heffing van de drie opeenvolgende, voorgaande heffingsjaren.
Deze drie opeenvolgende, voorgaande heffingsjaren moeten gesitueerd zijn onmiddellijk voor het heffingsjaar waarover de betwisting ontstaat.

De wetgeving met betrekking tot de heffing op de waterverontreiniging voorziet twee berekeningsmethodes: enerzijds de berekening op basis van meet- en bemonsteringsresultaten en anderzijds de vereenvoudigde methode op basis van omzettingscoëfficiënten.
Voor de eerste berekeningswijze wordt voor de bepaling van de vuilvracht uitgegaan van de hoeveelheid geloosd afvalwater gekoppeld aan de concentratie van een aantal verontreinigende stoffen in het afvalwater.
De tweede berekeningsmethode gaat uit van de hoeveelheid gebruikt water (eventueel aangevuld met productiegegevens) en koppelt deze aan sectorspecifieke omzettingscoëfficiënten.

Een bedrijf maakt in het voorafgaande jaar een keuze in verband met de toe te passen berekeningsmethode.
Een heffingsplichtige die opteert voor een berekening op basis van meet- en bemonsteringsgegevens staat zelf in voor het aanleveren van de benodigde gegevens.

De toepassing van de berekeningsmethode op basis van meet- en bemonsteringsresultaten is gekoppeld aan een reeks strikte voorwaarden. Het enige alternatief, bij gebrek aan geldige resultaten van het voorafgaande jaar, is dat de heffing berekend wordt op basis van de vereenvoudigde berekeningsmethode.
De huidige wet voorziet niet in een mogelijkheid om de forfaitaire vuilvracht te weerleggen en de werkelijk veroorzaakte verontreiniging alsnog te bewijzen.
Aan deze leemte komt deze wijziging tegemoet.

Voor starters, dit wil zeggen heffingsplichtigen die nog niet kunnen beschikken over resultaten van drie voorafgaande heffingsjaren omwille van het feit dat zij nog niet lang genoeg in bedrijf zijn, volstaan samen 3 opeenvolgende heffingsjaren voor of na het heffingsjaar.

Om misbruiken en fraude te voorkomen dient deze afwijking op de normale berekeningswijze gekoppeld te worden aan voorwaarden.

Om de bestaande nog niet afgehandelde geschillen m.b.t. eerdere heffingsjaren niet nodeloos te doen aanslepen en om het gelijkheidsbeginsel maximaal te respecteren wordt deze regeling eveneens mogelijk gemaakt voor dossiers uit het verleden.

Art. 35 quinquies en art. 35septies, par. 1 van de wet 26.03.1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging worden gewijzigd.