209941 | Commissie van de Europese Gemeenschappen / Koninkrijk België
Hof van Justitie EG, 22 september 2005, nr. C-221/03

De lidstaten dienen ingevolge art. 3, lid 1, van de richtlijn 91/676/EEG van 12.12.1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen vast te stellen welke de wateren zijn die door verontreiniging worden beïnvloed of zouden kunnen worden beïnvloed indien de maatregelen als bedoeld in art. 5 van de richtlijn achterwege blijven, welke verplichting geldt voor al het zoet oppervlaktewater en het grondwater dat meer dan 50 mg nitraat per liter bevat of zou kunnen bevatten. Zij zijn tevens verplicht, op basis van de overeenkomstig art. 3, lid 1, van de richtlijn geïdentificeerde wateren, kwetsbare zones aan te wijzen, tenzij zij kiezen voor het opstellen van de in art. 5 van de richtlijn bedoelde actieprogramma's en deze op heel hun grondgebied toepassen.

Het Koninkrijk België is de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens richtlijn 91/676/EEG van 12.12.1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen,

  • door, wat het Vlaamse Gewest betreft, niet de nodige maatregelen te hebben vastgesteld voor de volledige en behoorlijke uitvoering van art. 4 van de richtlijn en niet de nodige maatregelen te hebben vastgesteld voor de volledige en behoorlijke uitvoering van de art. 3, leden 1 en 2, 5, en 10 van de richtlijn, en
  • door, wat het Waalse Gewest betreft, niet de nodige maatregelen te hebben vastgesteld voor de volledige en behoorlijke uitvoering van de art. 3, leden 1 en 2, en 5 van de richtlijn.
Voor de omzetting en de uitvoering van de richtlijn kan dus geen genoegen worden genomen met de loutere bevoegdheid om de wateren vast te stellen die worden of kunnen worden verontreinigd en om de kwetsbare zones aan te wijzen. Zoals immers uit de formulering van art. 3, leden 1 en 2, van de richtlijn blijkt, zijn de vaststelling van alle wateren die door verontreiniging worden beïnvloed of zouden kunnen worden beïnvloed indien de maatregelen overeenkomstig art. 5 achterwege blijven, enerzijds, en daarna de aanwijzing, op basis van de aldus vastgestelde wateren, van de kwetsbare zones, anderzijds, twee van elkaar onderscheiden verplichtingen die concreet en afzonderlijk moeten worden uitgevoerd.

Het is met de richtlijn onverenigbaar, door verontreiniging beïnvloede wateren enkel in die gevallen vast te stellen waarin uitsluitend de agrarische bronnen de oorzaak zijn van een hogere nitraatconcentratie dan 50 mg/l, aangezien de richtlijn uitdrukkelijk bepaalt, dat bij het opstellen van de actieprogramma's overeenkomstig art. 5 rekening wordt gehouden met de respectieve bijdrage van stikstof uit agrarische en uit andere bronnen. Bijgevolg volstaat het loutere feit dat ook huishoudelijk of industrieel afvalwater tot het nitraatgehalte van de Waalse wateren bijdraagt op zich niet om de toepassing van de richtlijn uit te sluiten.