211868 | SONCK Philippe / Stad Deinze en Vlaams Gewest

R.v.St., 31 mei 2006, 10e K., nr. 159400

Bij een verguningstoewijzing, zijn zowel een gemeenteraadsbesluit als een ministerieel besluit niet nagegaan (onder andere door een watertoets) of de bouwvergunning een schadelijk effect voor het milieu zou hebben, en, indien dit het geval zou blijken, of er alles aan wordt gedaan om dat effect zoveel mogelijk te minimiseren.

Uit het bestreden besluit blijkt dat het steunt op een ruimtelijke afweging die, hoewel beperkt, met de principes van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen strookt. In het bestreden besluit wordt aangegeven, met verwijzing naar de concrete inhoud van het bestemmingsplan en de stedenbouwkundige voorschriften, hoe de overlast voor de omgeving zo beperkt mogelijk wordt gehouden. Het blijkt dus dat, zo het bestreden besluit weliswaar is ingegeven door de bedoeling om voor de onderneming een oplossing te zoeken die het haar mogelijk kan maken voor haar bedrijf de nodige vergunningen te verkrijgen, het niettemin steunt op een ruimtelijke afweging die rekening houdt met de gevolgen van het behoud van het bestaande bedrijf voor de omgeving. Met andere woorden, er is niet enkel rekening gehouden met de belangen van de onderneming.

Wat de uitvoering van de watertoets betreft, blijkt het noch uit het besluit van de gemeenteraad, noch uit het ministerieel besluit dat de bevoegde overheden zich ervan vergewist hebben dat uit het bestreden bijzonder plan van aanleg geen schadelijk effect voor het milieu voortvloeit. Indien daaruit wel een dergelijk effect zou voortvloeien, dit zoveel mogelijk beperkt of hersteld zou moeten worden door de maatregelen die in het plan worden vastgesteld.
Het bestreden besluit is derhalve genomen met miskenning van de vereisten opgelegd bij art. 8, par. 1 en 2, van het decreet 18.07.2003.