242879 | 18.12.2009 Dec. houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 - Afvalstoffen (art. 107 - 108 - 109 - 110 - 111 - 112 - 113 - 114)
Min.-President van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, PEETERS Kris
et al.

BS 2009-12-30, (1e uitg.)

Dit hoofdstuk zorgt onder andere voor een verduidelijking van de heffing inzake de illegale verwerking van afvalstoffen.

nvdr: Het decreet 02.07.1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen (Afvalstoffendecreet) wordt op 01.06.2012 opgeheven en vervangen door het decreet 23.12.2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (Materialendecreet) (zie doc. nr. 260990). Opgelet: de sectorale uitvoeringsplannen op basis van het Afvalstoffendecreet behouden hun geldigheid. De beroepen die voor de inwerkingtreding van dit decreet overeenkomstig art. 50, par. 15, van het Afvalstoffendecreet tegen een ambtelijke aanslag of navordering werden ingesteld, zullen verder worden behandeld overeenkomstig de procedure voorzien in het afvalstoffendecreet.

Art. 107: Om misverstanden of discussies te voorkomen wordt de definitie 'brandbare afvalstoffen' in art. 47, par. 2 van het Afvalstoffendecreet verduidelijkt.

Art. 108: Art. 48, par. 2, 1°, is bedoeld voor de illegale verwerking van afvalstoffen. Het hoge heffingstarief moet de illegale verwerking ontmoedigen. Bij de ongecontroleerde, niet vergunde opslag van afvalstoffen op de bodem is er de interpretatie vanaf wanneer er sprake is van het storten van afvalstoffen. De huidige bepaling specificeert evenwel niet duidelijk dat de illegale verwerking wordt geviseerd. Onder meer is er de interpretatie van het begrip inrichting, bijvoorbeeld bij het verbranden van afvalstoffen zonder enige infrastructuur. Bij dergelijke ongecontroleerde, niet vergunde opslag blijkt de betreffende heffing evenwel een zeer efficiënt instrument om de overtreder tot het opruimen van het afval aan te sporen. In Wallonië bestaat een gelijksoortige heffing waarbij de decretale bepalingen veel duidelijker zijn. Daarbij wordt voor het verbranden van afval niet de inrichting maar de activiteit aan een heffing onderworpen. In geval van storten wordt een heffing gekoppeld aan het achterlaten van afval. Dit artikel zorgt voor een verduidelijking van de betreffende heffingsplicht in Vlaanderen.

Art. 109 en 110: De afbouw van de K-factor voor de kunststofrecyclageresidu's heeft geen budgettaire impact voor 2010. Voor de periode vanaf 2011 kan deze wijziging leiden tot een stijging van de inkomsten, afhankelijk van het sturende effect van de verhoogde heffing.

Art. 112: Slib van de productie van drinkwater omvat enerzijds slib van de productie van drinkwater vertrekkende van grondwater, anderzijds vertrekkende van oppervlaktewater.
Niet herbruikbare hoeveelheden worden nog in beperkte mate gestort. Voor grondwaterslib gebeurt dat op dit ogenblik op een stortplaats uitgebaat als stortplaats voor inert afval (met het heffingstarief voor inert afval). Oppervlaktewaterslib voldoet omwille van de aanwezigheid van organisch materiaal (van biologische herkomst) niet meer aan de grenswaarden voor inert afval, als gevolg van de Europese Beschikking inzake de aanvaardingscriteria voor stortplaatsen. Vanuit milieuoogpunt en afvalbeheeroogpunt zijn er geen argumenten om een onderscheid te maken tussen het storten van grondwaterslib of oppervlaktewaterslib. In beide gevallen is met het heffingstarief voor het storten van inert afval storten duurder dan hergebruik, zodat het sturend effect voldoende is en hergebruik voldoende wordt aangemoedigd.

Art. 113: In art. 48, par. 4, van het Afvalstoffendecreet is bepaald dat in geval van indexering de aangepaste bedragen worden afgerond tot de hogere cent. Deze bepaling werd ingevoerd samen met de indexering van de milieuheffingstarieven in 1994. Later werden ook andere vermenigvuldigingsfactoren ingevoerd zonder dat de bepaling dat 'De aangepaste bedragen worden afgerond tot de hogere cent/ frank' werd herhaald. Deze wijziging verduidelijkt dat de aangepaste bedragen ook in andere gevallen worden afgerond tot de hogere cent, naar analogie met de in 1994 ingevoerde bepaling.

Art. 114: Bij niet tijdige betalingen worden vooreerst de wettelijke verwijlintresten aangerekend waardoor de door de overheid ingevolge de laattijdige betaling gederfde minderinkomsten worden gecompenseerd. Een geldboete van 10 % is een bijkomend en voldoende incentive om de heffingsplichtige tot stipte betaling aan te zetten.

Art. 47, 48 en 51 van het Afvalstoffendecreet worden gewijzigd.