258651 | n.v. Exportslachthuis Tielt / Vlaamse milieumaatschappij
Cass., 11 februari 2010, 1e K., C080542

Krachtens het te dezen toepasselijke art. 35quinquiesdecies, par. 4, eerste lid, van de Oppervlaktewaterenwet, kan de Vlaamse milieumaatschappij, zelfs buiten de termijn gesteld in art. 35terdecies, par. 1 en 2 van die wet, wanneer tegen een beslissing van de in par. 2 bedoelde ambtenaar beroep is aangetekend en het gerecht de aanslag geheel of ten dele nietig verklaart om een andere reden dan verjaring, een subsidiaire aanslag op naam van dezelfde heffingsplichtige en op grond van alle of een deel van dezelfde heffingselementen als de oorspronkelijke aanslag, ter beoordeling voorleggen aan het gerecht dat uitspraak doet over dat verzoek.

Het arrest doet uitspraak over een geschil met betrekking tot de heffing inzake waterverontreiniging voor het heffingsjaar 1993. Het hof van beroep te Gent beval bij arrest van 15.02.2005 de herberekening van de heffing. De Vlaamse milieumaatschappij ging daarop over tot de herberekening van de heffing en tot de invordering ervan.

Het middel berust op de veronderstelling dat art. 355 WIB92, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van de wet 15.03.1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen, toepasselijk is op onderhavig geschil. Krachtens art. 2 Burg.W. beschikt de wet alleen voor het toekomende en heeft zij geen terugwerkende kracht.

Behoudens wanneer de toestand van de belastingplichtige definitief is geworden, is een nieuwe wet die de voorwaarden wijzigt waaronder het bestuur een vervangende of een subsidiaire aanslag kan vestigen, vanaf de datum van haar inwerkingtreding van toepassing op de aanslagen die na een vernietiging door het bestuur of door de rechter opnieuw kunnen worden gevestigd, zelfs indien de belastingschuld reeds ontstaan was voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet.

Op het ogenblik dat het hof van beroep van Gent op 15.02.2005 besliste over de initiƫle aanslag, bepaalde art. 35quinquiesdecies, par. 4, van de Oppervlaktewaterenwet, de voorwaarden waaronder het bestuur kon overgaan tot het vestigen van een subsidiaire aanslag.

Krachtens het te dezen toepasselijke art. 35quinquiesdecies, par. 4, eerste lid, van de Oppervlaktewaterenwet, kan de Vlaamse milieumaatschappij, zelfs buiten de termijn gesteld in art. 35terdecies, par. 1 en 2 van die wet, wanneer tegen een beslissing van de in par. 2 bedoelde ambtenaar beroep is aangetekend en het gerecht de aanslag geheel of ten dele nietig verklaart om een andere reden dan verjaring, een subsidiaire aanslag op naam van dezelfde heffingsplichtige en op grond van alle of een deel van dezelfde heffingselementen als de oorspronkelijke aanslag, ter beoordeling voorleggen aan het gerecht dat uitspraak doet over dat verzoek. Het middel dat berust op de veronderstelling dat art. 355 WIB92 te dezen van toepassing is, faalt naar recht.