266652 | Gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar van het Agentschap Ruimte en Erfgoed, afdeling Antwerpen / Deputatie van de provincieraad van Antwerpen
R.v.Vergunningsbetwistingen, 11 oktober 2011, nr. A/2011/0141

Door in haar beoordeling over de verkavelingswijziging vast te stellen dat de infiltratie van het hemelwater plaatselijk wordt beperkt door de toename van de verharde oppervlakte, en vervolgens kennelijk zonder meer de watertoets uit te stellen tot elke afzonderlijke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, holt de deputatie de beginselen en de doelstellingen van de watertoets volledig uit.

In art. 8 van het decreet 18.07.2003 betreffende het integraal waterbeleid (DIWB) wordt uitdrukkelijk gesteld dat de verkavelingsvergunning in ieder geval onderworpen wordt aan de watertoets. Het BVR 20.07.2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets legt in art. 2 aan de vergunningverlenende overheid een aantal verplichtingen op voor de toepassing van de watertoets, met name de wijze waarop het opleggen van voorwaarden, aanpassingen, herstelmaatregelen of compensatiemaatregelen in de praktijk dienen te geschieden.

Uit de bestreden beslissing blijkt duidelijk dat er sprake is van een mogelijk schadelijk effect, met name de beperking van de infiltratie van het hemelwater, wat volgt uit de toename van de verharde oppervlakte. Bijgevolg diende de Deputatie, in toepassing van art. 8 DIWB de watertoets uit te voeren met toepassing van de in art. 3 van het BVR 20.06.2006 voorziene beoordelingsschema's.

De Raad stelt immers vast dat de decreetgever de verkavelingsvergunning uitdrukkelijk aan de watertoets heeft willen onderwerpen en dit ontegensprekelijk om preventief te kunnen nagaan of het verkavelingsproject in zijn geheel beschouwd schadelijke effecten zou kunnen genereren.

De bestreden beslissing schendt art. 8, par. 1, eerste lid en par. 5, eerste lid, 2° DIWD en art. 3, par. 1, eerste en tweede lid van het BVR 20.06.2006.

De Raad vernietigt de beslissing van de deputatie waarbij een verkavelingsvergunning wordt verleend voor het wijzigen van de verkavelingsvergunning overeenkomstig de ingediende plannen en de bijgevoegde gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften.