267992 | n.v. De Rese Roger / Gemeente Zedelgem en Vlaamse Gewest

R.v.St., 23 april 2012, 10e K., nr. 218987

Een exploitant van een slachthuis gaat in beroep tegen de vaststelling van een bijzonder plan van aanleg. Een gemeenteraad kan, na een eerdere definitieve vaststelling van een bijzonder plan van aanleg (BPA) welke nog niet werd goedgekeurd, dit plan opnieuw vaststellen, wanneer zij zoals in casu blijkbaar tot de vaststelling komt dat zij gelet op art. 8 DIWB haar eerder genomen besluit op dit punt formeel had dienen te motiveren.

De omstandigheid dat de gemeenteraad haar eerder definitief vaststellingsbesluit daarbij niet expliciet heeft ingetrokken of opgeheven, houdt geen schending in van het geciteerde art. 19 van het gecoördineerde decreet. Nu er geen wijzigingen werden aangebracht aan het plan, diende er evenmin een nieuw onderzoek te worden gehouden.

Het toentertijd geldende art. 19 van het gecoördineerde decreet luidde als volgt:
'(...) Het ontwerp-plan wordt samen met de bezwaren, de opmerkingen en het proces-verbaal van sluiting van het onderzoek voorgelegd aan de bevoegde Commissie van advies; deze geeft haar advies binnen zestig dagen na ontvangst van het dossier, bij gebreke waarvan haar advies geacht wordt gunstig te zijn. Binnen de zestig daaropvolgende dagen neemt de gemeenteraad kennis van de uitslag van het onderzoek; hij kan het plan definitief aannemen dan wel beslissen het te wijzigen; in het laatste geval wordt een nieuw onderzoek gehouden in de vorm en binnen de termijnen, bepaald in dit artikel. (...)'.

Vermits in het geciteerde artikel niet uitdrukkelijk is bepaald dat de termijn van zestig dagen een vervaltermijn is en evenmin een bepaald rechtsgevolg wordt verbonden aan het verstrijken van die termijn, kan niet worden ingezien waarom een gemeenteraad, na een eerdere definitieve vaststelling van een BPA welke nog niet werd goedgekeurd, dit plan niet opnieuw zou mogen vaststellen.

nvdr: Het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22.10.1996 (zie doc. nr. 111651), werd opgeheven door het decreet 18.05.1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (DRO) (zie doc. nr. 152627), met uitzondering van art. 2, art. 9 tot en met 22, art. 35 en 36, art. 41, 43, 44, 49, 51, 52, 53, 55, par. 1, eerste lid en art. 63, par. 1, 4°, 5° en 6°. Op 01.09.2009 wordt het helemaal opgeheven door het decreet 27.03.2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid (zie doc. nr. 238270).