116422 | 15.04.1997 V. nr. 241 (Vl. P.): Slibruiming onbevaarbare waterlopen - Regelgeving
Vlaams min. van Leefmilieu en Tewerkstelling, KELCHTERMANS Theo
QUINTELIER Leonard

V. en A., Vl.P., 30.05.1997,1996-97, (16), 1572-1573

Er is geen wettelijk geregelde verplichting voor de eigenaar en/of beheerder van een onbevaarbare waterloop om voorafgaandelijk aan ruimingswerken het slib op zijn bevuilingsgraad te laten onderzoeken, aangezien de saneringsnormen in het bodemsaneringsdecreet niet van toepassing zijn op onderwaterbodems. Uit zorgvuldigheidsoogpunt is het echter wel aangewezen slibruimingen te laten voorafgaan door een kwaliteitsonderzoek.
Inzake regelgeving doen er zich twee gevallen voor: het eerste geval voor de onbevaarbare waterlopen van de eerste categorie en voor die van de tweede en de derde categorie buiten de polders en wateringen; het tweede geval voor de onbevaarbare waterlopen van de tweede en de derde categorie evenals de niet geklasseerde waterlopen binnen de polders en wateringen.
Voor het eerste geval zijn de aangelanden, overeenkomstig art. 17, par. 2 van de wet 28.12.1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, verplicht om zonder vergoeding op hun eigendom de producten die voortkomen van de ruimingswerken binnen een strook van vijf meter vanaf de oever te laten plaatsen, behoudens wanneer deze producten schadelijk zijn. Volgens het decreet 21.04.1983 houdende de ruiming van onbevaarbare waterlopen zullen zij in dat geval op kosten van de beheerder van de waterloop onverwijld worden verwijderd. Het begrip 'schadelijk' werd toentertijd echter niet ingevuld door een nadere definiƫring of door wettelijke normen.
Voor het tweede geval zijn de aangelanden langs de onbevaarbare waterlopen van de tweede en derde categorie evenals langs de niet geklasseerde waterlopen, overeenkomstig art. 6 van het KB 30.01.1958 houdende algemeen politiereglement van de polders en de wateringen eveneens verplicht om de uit de waterlopen opgehaalde materialen op hun gronden te laten plaatsen.
In alle gevallen zijn er echter sedert de inwerkingtreding van het bodemsaneringdecreet wel normen die gelden voor de op de oevers achtergelaten ruimingsproducten. Indien ruimingsproducten na 28.10.1995 nog op de oever worden geplaatst en indien de kwaliteit ervan slechter is dan de saneringsnormen, moet elke beheerder van de waterloop instaan voor de sanering ervan, via afvoer en/of behandeling van de specie. Het bodemsaneringsdecreet is, met andere woorden, van toepassing voor de ruimingsproducten die op de oever worden geplaatst, niet voor het slib dat zich in de waterloop bevindt. Wanneer het gaat om nieuwe verontreiniging, dit wil zeggen verontreiniging afkomstig van ruimingswerken van na 28.10.1995, vallen de saneringskosten in principe ten laste van de beheerder van de waterloop. Wanneer het gaat om historische verontreiniging, zal de Vlaamse regering bepalen of sanering noodzakelijk is, doch enkel wanneer de verontreiniging een ernstige bedreiging vormt. De saneringskosten vallen in dat geval in principe eveneens ten laste van de beheerder van de waterloop.