154050 | Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid
Min.-Voorzitter van de Brussels Hoofdstedelijke Gewest, belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, PICQUE Charles
et al.

BS 1999-06-24

Deze ordonnantie heeft als bedoeling het leefmilieu beter te beschermen.
Zij streeft er naar de politieverordeningen in de huidige wetsteksten uniform en duidelijk te maken.
Het wil een effficiënter strafbeleid inzake de milieuproglematiek bekrachtigen door:

  • de opdrachten van de ambtenaren duidelijk te maken;
  • de onderzoeksmiddelen en maatregelen uniform te maken;
  • administratieve geldboetes in te voeren;
  • alternatieve straffen vast te stellen zoals verbeurdverklaringen of het verbod een beroepsbezigheid uit te oefenen;
  • bepalingen over recidive op te stellen;
  • de mogelijkheid te creëren om samen met de overtreder de persoon te - straffen die ertoe gemachtigd is hem te bevelen en instructies te geven.
De ordonnantie wijst de gewestelijke personeelsleden van et Instituut, het GAN en het Ministerie aan die belast zijn met de opsporing en de vaststelling van de misdrijven.
De gewestelijke en gemeentelijke personeelsleden staan tegelijk in voor dat algemene toezicht aangeduidt door het college van burgemeester en schepenen.
Er is eveneens voorzien dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering voortaan onder de personeelsleden van het BIM, het GAN of het Ministerie leden kan aanstellen die als officier van de gerechtelijke politie kunnen optreden.
Als dwangmaatregelen, streeft de waarschuwingsprocedure ernaar elke vorm van gevaar voor het leefmilieu en de volksgezondheid te voorkomen, in te perken of te verhelpen.
Indien de waarschuwing mondeling gebeurt, met name bij een inspectie- en controlebezoek, moet ze aangetekend worden bevestigd om te bewijzen dat ze werkelijk heeft plaatsgevonden.
Indien de toestand zo zorgwekkend is dat het verder uitstellen van gepaste maatregelen tot een onherstelbare schade zou kunnen leiden, kunnen de personeelsleden een gedeeltelijke of volledige stopzetting bevelen van de activiteiten, of zelfs een sluiting van een of meerdere inrichtingen.
Deze beide dwangmaatregelen gaan gepaard met twee waarborgen.
Enerzijds vervallen deze maatregelen wanneer ze niet binnen tien werkdagen worden bevestigd door de burgemeester of de leidend ambtenaar van het BIM, het GAN of het bevoegde bestuur van het Ministerie.
Anderzijds begint de termijn om beroep bij het Milieucollege in te stellen, pas te lopen vanaf het ogenblik waarop de bevolen maatregel aangetekend wordt bevestigd.
De met het toezicht belaste personeelsleden krijgen op het vlak van onderzoeksmiddelen de klassieke en algemene bevoegdheden: ze mogen, zo nodig, elke persoon ondervragen, documenten, stukken of bewijsstukken inzien die nuttig zouden zijn, en er zo nodig een kopie van nemen.
Deze onderzoeks- en toezichtsmiddelen gaan gepaard met een uniforme procedure om de verontreiniging te meten en monsters te nemen.
Betreffende de recidive, voorziet de ordonnantie dat de straf verzwaard wordt als opnieuw een misdrijf wordt gepleegd tegen de wetten of ordonnanties bedoeld in de ordonnantie.
De ordonnantie bepaalt de alternatieve straffen, die kunnen worden opgelegd door de rechter.
De administratieve geldboetes zijn eveneens bepaald.

De volgende bepalingen worden opgeheven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest:

  • Titel Xl van de wet van 19.12.1854 houdende het Boswetboek;
  • de jachtwet van 28.02.1882, behalve art. 10;
  • art. 11 van de wet van 28.12.1931 op de bescherming van aan particulieren toebehorende bossen en wouden;
  • de art. 6 tot 9 van de wet van 28.12.1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging;
  • de art. 7 tot 10 van de wet van 26.03.1971 op de bescherming van de grondwateren;
  • de art. 36 tot 40 van de wet van 26.03.1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen de verontreiniging;
  • de art. 46 en 47 van de wet van 12.07.1973 op het natuurbehoud, voor de toepassing van art. 5, eerste lid;
  • de art. 21, 27 en 28 van de ordonnantie van 07.03.1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen;
  • art. 5, eerste en tweede lid, van de ordonnantie van 29.08.1991 betreffende de bescherming van de wilde fauna en betreffende de jacht;
  • de art. 39 en 40 van de ordonnantie van 27.04.1995 betreffende het behoud en de bescherming van de natuur;
  • de art. van 88 tot 95 en van 97 tot 99 van de ordonnantie van 05.06.1997 betreffende de milieuvergunningen;
  • de art. van 15 tot 19 van de ordonnantie van 17.07.1997 betreffende de strijd tegen geluidshinder in een stedelijke omgeving.
Met toepassing van art. 104 van de ordonnantie van 05.06.1997 betreffende de milieuvergunningen kan de Regering de bepalingen van deze ordonnantie in het Brussels Milieuwetboek invoegen.

nvdr: De ordonnantie 29.08.1991 betreffende de bescherming van de wilde fauna en betreffende de jacht werd opgeheven door de ordonnantie 01.03.2012 betreffende het natuurbehoud (zie doc. nr. 264118).

nvdr: De ordonnantie 27.04.1995 betreffende het behoud en de bescherming van de natuur werd opgeheven door de ordonnantie 01.03.2012 betreffende het natuurbehoud (zie doc. nr. 264118). De besluiten genomen in toepassing van art. 3, 4, 6, 17 tot 20, 31, 34, 35 en 38 van deze ordonnantie 27.04.1995 blijven van toepassing.

nvdr: De wet 28.02.1882 op de jacht werd opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door de ordonnantie 01.03.2012 betreffende het natuurbehoud (zie doc. nr. 264118).

nvdr: De wet 12.07.1973 op het natuurbehoud werd opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door de ordonnantie 01.03.2012 betreffende het natuurbehoud (zie doc. nr. 264118). De besluiten genomen in toepassing van art. 6 van deze wet blijven van toepassing.

nvdr: De ordonnantie 07.03.1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen wordt op 07.07.2012 opgeheven door de ordonnantie 14.06.2012 betreffende afvalstoffen (zie doc. nr. 266289).

ndlr: Art. 33, 7°, b), van de ordonnantie 25.03.1999 werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof in zijn arrest nr. 134/2012, in relatie hierbeneden.

 

 link