Download PDF-formaat

28 december 1967: wet betreffende de onbevaarbare waterlopen

Laatste aanpassing: 28 februari 2014

HOOFDSTUK I. - De classificering van de onbevaarbare waterlopen.

Artikel 1

In onderhavige wet wordt verstaan onder:
1. Onbevaarbare waterlopen: de rivieren en beken welke door de regering niet bij de bevaarbare waterlopen gerangschikt zijn, stroomafwaarts van het punt waarop hun waterbekken ten minste 100 hectare bedraagt. Dit punt wordt de oorsprong van de waterloop genoemd. Waterlopen, geclassificeerd met toepassing van artikel 4 en artikel 4bis, worden geacht deel uit te maken van de onbevaarbare waterlopen;
2. Waterbekken: de oppervlakte van het geheel van de gronden waarvan de waterafvoer door de waterloop wordt verzekerd stroomopwaarts van een bepaald punt.
3. kunstmatige waterloop: een door de mens gegraven waterloop die gezien zijn functie ingedeeld wordt bij de onbevaarbare waterlopen.

Artikel 2

De onbevaarbare waterlopen worden in drie categorieën gerangschikt.

Worden gerangschikt:
1. In de eerste categorie: de gedeelten van de onbevaarbare waterlopen, stroomafwaarts van het punt waar hun waterbekken ten minste 5 000 hectare bedraagt;
2. In de tweede categorie: de onbevaarbare waterlopen of gedeelten ervan die noch in de eerste, noch in de derde categorie gerangschikt zijn;
3. in de derde categorie: de onbevaarbare waterlopen of gedeelten ervan, stroomafwaarts van het punt waarop hun waterbekken ten minste 100 hectare bedraagt, tot ze de grens hebben bereikt van de gemeente waar die oorsprong zich bevindt of tot ze uitmonden, hetzij in bevaarbare waterlopen, hetzij in onbevaarbare waterlopen van de eerste of van de tweede categorie;

Artikel 2bis.

Onverminderd de bepalingen van artikel 4 wordt de klassering behouden van de waterlopen die in de tweede categorie gerangschikt waren op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet van 30 december 1975 houdende :
1° bekrachtiging van koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de wet van 23 juli 1971 betreffende de samenvoeging van gemeenten en wijziging van hun grenzen;
2° afschaffing van de randfederaties opgericht door de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en federaties van gemeenten, en dit ongeacht de wijzigingen die in de gemeentegrenzen worden aangebracht door voornoemde wet.

Artikel 3

§ 1. De deputatie van de provincie op het grondgebied waarvan het waterbekken van een onbevaarbare waterloop 100 hectare bedraagt, bepaalt zijn oorsprong met toepassing van artikel 2, tweede lid, 3.

Wanneer het punt waarop het waterbekken van een onbevaarbare waterloop 100 hectare bedraagt, zich bevindt op de grens van twee provinciën, wijst de Vlaamse Regering de deputatie aan die bevoegd is om de oorsprong van die waterloop te bepalen.

Hij bepaalt tevens het punt van waar af waterlopen of gedeelten ervan in toepassing van artikel 2, 3 in fine in de derde categorie gerangschikt worden.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het punt van waar af de waterloop in de eerste categorie gerangschikt is.

Artikel 4

§ 1. De deputatie kan, om redenen van algemeen nut, elke kunstmatige waterloop waarvan het waterbekken geen 100 hectare bedraagt, alsook waterlopen of delen van waterlopen waarvan het waterbekken geen 100 hectare bedraagt, bij de onbevaarbare waterlopen rangschikken, er de rangschikking bij de tweede of derde categorie van bepalen en er het punt van oorsprong van bepalen.

De deputatie kan een onbevaarbare waterloop of een deel van een waterloop in de tweede categorie rangschikken als het afwaartse traject van de te rangschikken waterloop of van een deel van een waterloop al tot de tweede of de eerste categorie behoort.

Als redenen van algemeen nut kunnen in aanmerking worden genomen:
1° abnormale verzwaring van het debiet;
2° verontreiniging door lozingen van afvalwater;
3° de noodzaak tot structureel onderhoud door een openbaar bestuur.

De deputatie wint vooraf het advies in van de gemeente op het grondgebied waarvan de waterloop, vermeld in het eerste lid, ligt. Als geen advies wordt verleend binnen zestig dagen na de ontvangst van de adviesvraag, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.

§ 2. De deputatie kan gerangschikte waterlopen van de tweede of de derde categorie de rangschikking als onbevaarbare waterloop ontnemen als die rangschikking haar algemeen nut verliest.

De deputatie wint vooraf het advies in van de gemeente op het grondgebied waarvan de waterloop, vermeld in het eerste lid, ligt. Als geen advies wordt verleend binnen zestig dagen na de ontvangst van de adviesvraag, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.

Artikel 4bis

§ 1. De Vlaamse Regering kan om redenen van algemeen nut elke kunstmatige waterloop, waarvan het waterbekken groter is dan 100 hectare, bij de onbevaarbare waterlopen rangschikken, er de categorie van bepalen en er het punt van oorsprong van bepalen.

De Vlaamse Regering wint vooraf het advies in van de gemeente op het grondgebied waarvan de waterloop ligt. Als een rangschikking in de eerste of de tweede categorie wordt overwogen, wint de Vlaamse Regering vooraf ook het advies in van respectievelijk de Vlaamse Milieumaatschappij of de deputatie van de provincie.

Als geen advies wordt verleend binnen zestig dagen na de ontvangst van de adviesvraag, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.

§ 2. De Vlaamse Regering kan onbevaarbare waterlopen van de derde of van de tweede categorie bij een hogere categorie rangschikken:
1° als het debiet van die waterlopen abnormaal verzwaard wordt door lozing van riool- of industriewater;
2° als het water van die waterlopen op abnormale wijze verontreinigd is door afvalwater;
3° als het water van die waterlopen een opstuwing ondergaat ten gevolge van een stuw of een vaste hindernis;
4° als de helling of de ligging ervan het onderhoud abnormaal duur maakt.

De Vlaamse Regering wint vooraf het advies in van de ter zake bevoegde deputatie van de provincie en van de gemeente op het grondgebied waarvan de waterloop ligt. Als een rangschikking in de eerste categorie wordt overwogen, wint de Vlaamse Regering vooraf ook het advies in van de Vlaamse Milieumaatschappij.

Als geen advies wordt verleend binnen zestig dagen na de ontvangst van de adviesvraag, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.

§ 3. De Vlaamse Regering kan onbevaarbare waterlopen in een hogere of lagere categorie rangschikken na akkoord van:
1° de betrokken deputatie van de provincie en de Vlaamse Milieumaatschappij als het gaat om wijzigingen tussen de eerste en de tweede categorie. De gemeente op het grondgebied waarvan de onbevaarbare waterloop ligt, wordt altijd om advies gevraagd. Als de gemeente niet binnen zestig dagen na de ontvangst van de adviesvraag advies verleent, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan;
2° de betrokken gemeente en de betrokken deputatie van de provincie als het gaat om wijzigingen tussen de tweede en de derde categorie;
3° de betrokken gemeente en de Vlaamse Milieumaatschappij als het gaat om wijzigingen tussen de eerste en de derde categorie.

§ 4. De Vlaamse Regering kan kunstmatige waterlopen die gerangschikt zijn met toepassing van paragraaf 1, de rangschikking als onbevaarbare waterloop ontnemen als die rangschikking haar algemeen nut verliest.

Artikel 5

De deputaties zijn belast, zich voegende naar de onderrichtingen van de Vlaamse Regering, met het opmaken en bijhouden van de beschrijvende tabellen van de onbevaarbare waterlopen en van alle andere bescheiden dienend om de toestand ervan op de te nemen.

De Vlaamse Regering kan de gemeentebesturen de verplichting opleggen voor de uitvoering van die opdrachten met de provinciale overheden mede te werken. De Vlaamse Regering regelt de verdeling van de er aan verbonden uitgaven en de wijze waarop de door de provinciën gedane voorschotten worden teruggevorderd.

De Vlaamse Regering bepaalt welke aanduidingen in deze tabellen en bescheiden moeten voorkomen en schrijft voor op welke wijze en binnen welke termijn zij worden opgemaakt. De Vlaamse Regering bepaalt de modaliteiten van het onderzoek, van de bezwaren en van de beroepen waartoe het opmaken van de tabellen en bescheiden aanleiding geeft alsook die van hun definitieve goedkeuring. De Vlaamse Regering stelt eveneens regelen inzake het bewaren en bijhouden van deze bescheiden.

HOOFDSTUK II. - Gewone ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken.

Artikel 6

In onderhavige wet wordt verstaan onder “gewone ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken”:

  •     het uitbaggeren van de waterloop tot op de vaste bodem;

  •     het uittrekken en verwijderen uit de waterloop van wortels, takken, biezen, riet, kruiden en over het algemeen alle vreemde voorwerpen en het neerleggen ervan op de oevers;

  •     het wegruimen uit de waterloop van de aanspoelingen op de bolle oevers en uitspringende hoeken;

  •     het reinigen van de doorgangen van de waterloop onder bruggen en overwelfde vakken;

  •     het herstellen van de oevers die ingezakt zijn bij middel van palen, rijswerk en ander materiaal;

  •     het wegnemen van struik- en houtgewas wanneer dit de loop van het water belemmert;

  •     het herstellen en verstevigen van de langsheen de waterloop bestaande dijken en het verwijderen van al hetgeen zich daarop bevindt zo dit de loop van het water zou hinderen, ongeacht of de dijk aan privaat- of publiekrechtelijke eigenaars toebehoort;

  •     het onderhouden en herstellen en het verzekeren van de normale werking van de pompstations die zich op de waterlopen bevinden, ongeacht of zij aan privaat- of publiekrechtere eigenaars toebehoren.

Artikel 7

§ 1. De ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken aan de waterlopen van de eerste categorie worden door de Vlaamse Milieumaatschappij uitgevoerd overeenkomstig vooraf door de Vlaamse Regering vastgestelde termijnen en modaliteiten.

§ 2. De ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken aan de waterlopen van de tweede categorie worden uitgevoerd door de provincie op wier grondgebied die waterlopen gelegen zijn.

Wanneer die werken betrekking hebben op een waterloop of een gedeelte van een waterloop die de grens vormt van twee provinciën, wijst de Vlaamse Regering de provincie aan die met de uitvoering ervan belast.

§ 3. De ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken aan de waterlopen van de derde categorie worden uitgevoerd onder het toezicht van de provincie, door de gemeente op wier grondgebied die waterlopen gelegen zijn.

§ 4. De in §§ 2 en 3 bedoelde werken moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het provinciaal reglement betreffende de onbevaarbare waterlopen. Dit reglement moet de modaliteiten van die uitvoering regelen, onder meer de termijnen binnen welke zij moet geschieden; het moet ook bepalen dat jaarlijks een schouwing zal gedaan worden van de waterlopen van de tweede en de derde categorie ten einde vast te stellen welke werken moeten worden ten uitvoer gelegd in de loop van de daaropvolgende periode van twaalf maanden.

Artikel 8

De door die werken veroorzaakte kosten worden gedragen door de openbare besturen die met hun uitvoering belast zijn. Een bijdrage in die kosten mag ten laste gelegd worden van de privaat- of publiekrechtelijke personen die gebruiker zijn van de waterloop of die eigenaar zijn van een kunstwerk dat zich op de waterloop bevindt, in verhouding tot de verzwaring van de kosten van die werken welke het gevolg is van het gebruik van de waterloop of van het bestaan van het kunstwerk.

Die bijdrage wordt bepaald door de Vlaamse Regering wat de waterlopen van de eerste categorie betreft en door de  deputatie van de provincie wat de waterlopen betreft van de tweede en van de derde categorie

Artikel 9

De bijzondere verplichtingen welke, hetzij door het gebruik, hetzij door titels of overeenkomsten opgelegd worden, blijven behouden en zij moeten uitgevoerd worden onder de leiding van de overheden die belast zijn met de uitvoering van de ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken.

De bruggen en andere private werken worden onderhouden en hersteld door diegenen aan wie ze toebehoren, zoniet kan de Vlaamse Milieumaatschappij, wat de waterlopen van de eerste categorie betreft, en de deputatie van de provincie, wat betreft de andere waterlopen, de werken doen uitvoeren op kosten van de eigenaars, onverminderd de bij deze wet bepaalde straffen.

HOOFDSTUK III. - Buitengewone werken van verbetering of wijziging.

Artikel 10

§ 1. In onderhavige wet wordt verstaan onder:
1. Buitengewone werken van verbetering: alle werken zoals uitgraving, verbreding, rechttrekking en over het algemeen alle wijzigingen aan de bedding, het tracé of de kunstwerken die zich op de waterloop bevinden en die er toe strekken de waterafloop gevoelig te verbeteren;
2. Buitengewone werken van wijziging: alle andere werken die de bedding, het tracé of de kunstwerken die zich op de waterloop bevinden, wijzigen en die, zonder de waterafloop te schaden, er niet toe strekken deze te verbeteren.

§ 2. Particulieren, polders, wateringen, openbare instellingen, gemeenten, provinciën en het Vlaamse Gewest kunnen, in voorkomend geval, met inachtneming van de wettelijke bepalingen betreffende de onteigening, ten openbare nutte en onder de bij onderhavige wet bepaalde voorwaarden, buitengewone werken van verbetering of van wijziging aan de onbevaarbare waterlopen uitvoeren.

§ 3. Particulieren, polders, wateringen, openbare instellingen, gemeenten, provincies en het Vlaamse Gewest kunnen, in voorkomend geval, met inachtneming van de wettelijke bepalingen over de onteigening ten algemenen nutte en onder de voorwaarden, vermeld in deze wet, naar aanleiding van buitengewone werken onbevaarbare waterlopen geheel of gedeeltelijk afschaffen of er nieuwe aanleggen.

Afdeling 1. - Buitengewone werken van verbetering.

Artikel 11

Onverminderd de bepalingen van artikel 12 van deze wet:
1. Worden de buitengewone werken van verbetering die betrekking hebben op waterlopen van de eerste categorie, uitgevoerd door en op kosten van de Vlaamse Milieumaatschappij onder het gezag van de Vlaamse Regering;
2. Worden de buitengewone werken van verbetering die betrekking hebben op waterlopen van de tweede categorie beslist door de deputatie van de provincie en, onder het toezicht van de Vlaamse Regering, uitgevoerd door en op kosten van de provincie op wier grondgebied die waterlopen gelegen zijn.
Indien die werken betrekking hebben op een waterloop of op een gedeelte van een waterloop die de grens vormt tussen twee provinciën, worden zij uitgevoerd door deze die belast is met de ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken
3. Worden de buitengewone werken van verbetering die betrekking hebben op waterlopen van de derde categorie, beslist door de gemeenteraad van de gemeente op wier grondgebied die werken moeten gedaan worden en, na goedkeuring van die beslissing door de deputatie van de provincie, onder het toezicht van deze laatste uitgevoerd door en op de kosten van de gemeente die de beslissing heeft genomen.

Artikel 12 (wijz..decr , 23 maart 2012 art. 8, 30 april 2012)

Particulieren, polders, wateringen en openbare instellingen mogen slechts buitengewone werken van verbetering aan onbevaarbare waterlopen uitvoeren nadat zij daartoe machtiging hebben verkregen:
1. Van de Vlaamse Milieumaatschappij voor werken die betrekking hebben op waterlopen van de eerste categorie;
2. Van de bevoegde deputatie van de provincie voor werken die betrekking hebben op waterlopen van de tweede en van de derde categorie.

Een gunstig advies uitgebracht door de in het eerste lid bedoelde instantie in het kader van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, geldt als machtiging.

Artikel 13

Onverminderd de door de openbare besturen verleende toelagen worden de door die werken veroorzaakte kosten gedragen door hen die er het initiatief van genomen hebben.

De Vlaamse Milieumaatschappij wat de waterlopen van de eerste categorie betreft, en de deputatie van de provincie wat de andere waterlopen betreft kunnen een deel van de kosten ten laste leggen van de provinciën, de gemeenten, de openbare instellingen of zelfs van de particulieren die uit bedoelde werken voordeel halen of deze werken noodzakelijk hebben gemaakt.

Afdeling 2. - Buitengewone werken van wijziging.

Artikel 14 (wijz..decr , 23 maart 2012 art. 9, 30 april 2012)

§ 1. Particulieren, polders, wateringen en openbare instellingen mogen slechts buitengewone werken van wijziging aan onbevaarbare waterlopen uitvoeren nadat zij daartoe machtiging hebben verkregen:
1.Van de Vlaamse Milieumaatschappij voor werken die betrekking hebben op waterlopen van de eerste categorie;
2.Van de deputatie van de provincie voor werken die betrekking hebben op waterlopen van de tweede en van de derde categorie.

Indien die werken betrekking hebben op een waterloop of een gedeelte van een waterloop die de grens vormt tussen twee provinciën, wordt de machtiging verleend door de deputatie van de provincie die belast is met de ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken.

Die werken worden uitgevoerd onder het toezicht van de Vlaamse Regering wat betreft de waterlopen van de eerste categorie en van de bevoegde deputatie van de provincie wat betreft de andere waterlopen.

Een gunstig advies uitgebracht door de in het eerste lid bedoelde instantie in het kader van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, geldt als machtiging.

§ 2. Het Vlaamse Gewest mag buitengewone werken van wijziging uitvoeren aan de onbevaarbare waterlopen.

Dergelijke werken die uitgevoerd worden door andere instellingen dan de Vlaamse Milieumaatschappij, behoeven gunstig advies van de Vlaamse Milieumaatschappij wat betreft de waterlopen van de eerste categorie en advies van de bevoegde deputatie van de provincie wat betreft de andere waterlopen.

Artikel 15

De door buitengewone werken van wijziging veroorzaakte kosten worden gedragen door hen die er het initiatief van genomen hebben.

HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.

Artikel 16

De bedding van een onbevaarbare waterloop wordt geacht toe te behoren aan:
1° de Vlaamse Milieumaatschappij met toepassing van artikel 34 van het decreet van 7 mei 2004 tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, tot aanvulling ervan met een titel Agentschappen en tot wijziging van diverse andere wetten en decreten na de inwerkingtreding van artikel 34 van het voormelde decreet op 1 april 2006 indien het een waterloop eerste categorie betreft;
2° de provincie indien het een waterloop tweede categorie betreft;
3° de gemeente indien het een waterloop derde categorie betreft.

Gedurende zes maanden te rekenen van de betekening die hun daarvan door de bevoegde overheid gedaan wordt, hebben de aangelanden van de verlaten bedding het recht zich te doen machtigen in volle eigendom over het vrijgemaakt terrein te beschikken, mits ze zich er toe verbinden, naar het verslag van deskundigen, de waarde te betalen hetzij van de eigendom, hetzij van de meerwaarde, ingeval zou bewezen zijn dat zij eigenaars waren van de grond

Artikel 17 (VLAAMSE GEMEENSCHAP – Decreet Vlaamse Raad 18 juli 2003)

§ 1. De aangelanden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken op de waterlopen zijn verplicht:
1. Doorgang te verlenen aan de personeelsleden van het bestuur, aan de werklieden en aan de andere met de uitvoering van de werken belaste personen;
2.Op hun gronden of eigendommen de uit de bedding van de waterloop opgehaalde voorwerpen en de voor de uitvoering van de werken nodige materialen, gereedschappen en werktuigen te laten plaatsen.

§ 2. Geen vergoeding is aan de aangelanden, aan de gebruikers en aan de eigenaars van kunstwerken verschuldigd uit hoofde van de plaatsing op hun gronden of eigendommen binnen een strook van vijf meter vanaf het einde van de oeverzone, van de produkten die voortkomen van de ruimingswerken.

De Vlaamse Milieumaatschappij, de deputaties en de college van burgemeester en schepenen naar gelang het geval, kunnen evenwel beslissen dat de oevers zullen ontdaan worden van die produkten.

De produkten van de ruiming zullen gelijkmatig verdeeld worden over de beide oevers; indien deze produkten schadelijk zijn, zullen zij op kosten van de Vlaamse Milieumaatschappij, de provincie of de gemeente, naargelang het geval, onverwijld worden verwijderd.

§ 3. De aangelanden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken kunnen aanspraak maken op een schadeloosstelling voor de schade die zij hebben geleden naar aanleiding van de uitvoering van de buitengewone werken. Die schadeloosstelling wordt in de kosten van de werken verrekend.

Artikel 18

§ 1. Deze wet is van toepassing in de polders en de wateringen wat betreft de waterlopen van de eerste categorie. Zij doet geen afbreuk aan de reglementen van die besturen wat de andere waterlopen betreft.

Die besturen kunnen evenwel, op hun verzoek, van de deputatie van de provincie het genot van de toepassing van deze wet verkrijgen wat betreft de classificering van de op hun gebied gelegen waterlopen en de verdeling van de kosten voor de gewone werken.

§ 2. Als die besturen het genot van de toepassing van deze wet verkregen hebben wat betreft de rangschikking van de waterlopen die op hun gebied liggen, en de verdeling van de kosten voor de gewone werken, wint de deputatie hun advies in met toepassing van artikel 4 en wint de Vlaamse Regering hun advies in met toepassing van artikel 4bis, § 1, § 2 en § 4.

Als geen advies wordt verleend binnen zestig dagen na de ontvangst van de adviesvraag, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.

§ 3. Voor de toepassing van artikel 4bis, § 3, 1° tot en met 3°, is het akkoord nodig van die besturen voor het traject van de onbevaarbare waterloop in kwestie die in hun werkingsgebied ligt.

Artikel 19 (wijz..decr , 23 maart 2012 art. 10, 30 april 2012)

De beslissingen die genomen worden met toepassing van artikel 3, § 1, artikel 4, § 1 en § 2, artikel 4bis, § 1 en § 4, artikel 10, § 3, artikel 13, eerste lid, en 18, § 1, tweede lid, worden voorafgegaan door een onderzoek de commodo et incommodo in de betrokken gemeenten.

Naast het bestuurlijk toezicht, uitgeoefend op de provincie conform artikel 241 tot en met 253 van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en op de gemeente conform artikel 248 tot en met 264 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, kan beroep bij de Vlaamse Regering ingesteld worden tegen de beslissingen die genomen zijn met toepassing van artikel 3, § 1, artikel 4, 8, 9, 11, 12, 13, 14 en 18.

Dat beroep moet ingesteld worden binnen zestig dagen vanaf de derde dag nadat de bestreden beslissing naar hen is gestuurd of nadat deze er op een andere manier kennis van heeft genomen:
1° door het college van burgemeester en schepenen;
2° door de belanghebbende privaat- of publiekrechtelijke personen.

Als de machtiging, vermeld in artikel 12 en 14, wordt geïntegreerd in de stedenbouwkundige vergunning, is het onderzoek de commodo et incommodo, vermeld in het eerste lid, niet vereist en vervallen de beroepsmogelijkheden, vermeld in het tweede en derde lid.

Artikel 20

Met politiestraffen worden gestraft, onverminderd de zwaardere straffen bij het Wetboek van strafrecht voorgeschreven, zij die de bepalingen van deze wet of van de ter uitvoering ervan getroffen reglementen overtreden.

Artikel 21

De Vlaamse Regering is bevoegd een algemeen politiereglement van de onbevaarbare waterlopen op te maken.

De Vlaamse Regering bepaalt in dat reglement wat zal gebeuren met de werken die wederrechterlijk op de onbevaarbare waterlopen bestaan.

De Vlaamse Regering stelt, in ditzelfde reglement, benevens de straf, regelen betreffende de modaliteiten van de herstelling van de overtreding en bepaalt de te volgen procedure voor het geval dat de beklaagde een recht van eigendom of een andere zakelijk recht inroept.

Artikel 22

De door de Vlaamse Regering aangewezen personeelsleden van de Vlaamse overheid en van de provinciën hebben, zowel als de officieren van gerechtelijke politie, het recht de bij artikelen 20 en 23 bedoelde overtredingen op te sporen en bij middel van processen verbaal vast te stellen.

Artikel 23
(wijz..decr , 23 maart 2012 art. 11, 30 april 2012)

§ 1. De provinciale raden zijn ertoe gehouden hun provinciale reglementen betreffende de onbevaarbare waterlopen in overeenstemming te brengen met deze wet en met de ter uitvoering ervan getroffen besluiten.

Zij zijn er eveneens toe verplicht in die reglementen regelen te stellen betreffende de waterlopen die niet onder de gelding vallen van deze wet, onder meer wat betreft:

  • De ruiming, het onderhoud en de herstelling ervan,

  • De buitengewone werken van verbetering of wijziging van de bedding of het tracé van de waterloop;

  • De vereiste machtigingen voor het aanleggen, het verwijderen of het veranderen van bruggen, sluizen, stuw of keerdammen, overwelvingen of andere tijdelijke of bestendige kunstwerken,

  • De vereiste machtigingen voor beplantingen en voor het oprichten van gebouwen langs de waterloop;

  • Het verbod de loop van het water op enigerlei wijze te belemmeren of de normale staat van het water van de waterloop, van zijn oevers of van de werken die er zich op bevinden, te beschadigen.

Een gunstig advies van de deputatie, uitgebracht in het kader van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning, geldt als machtiging.

§ 2. Die provinciale reglementen behoeven voor hun tenuitvoerlegging de goedkeuring van de Vlaamse Regering. Zij kunnen slechts politiestraffen bepalen.

Artikel 24

Opgeheven worden :

1. de wet van 7 mei 1877, op de politie der onbevaarbare en onvlotbare waterlopen;
2. de wet van 15 maart 1950, tot wijziging van de wetgeving betreffende de onbevaarbare waterlopen, gewijzigd bij de wet van 16 februari 1954, en bij artikel 114, 9°, van de wet van 3 juni 1957, betreffende polders;
3. artikel 105 van de wet van 5 juli 1956, betreffende de wateringen en artikel 104 van de wet van 3 juni 1957, betreffende de polders.

Artikel 25

De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze wet.