166882 | 08.12.2000 Dec. houdende diverse bepalingen - Tewerkstelling (art. 14 - 18)
Min.-President van de Vlaamse Regering, Vlaams Min. van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, DEWAEL Patrick
et al.

BS 2001-01-13, (2e uitg.)

De rechtsvorderingen wegens een onverschuldigde betaling, bedoeld in art. 1376 Burg.W., in het kader van de programma's voor wedertewerkstelling bedoeld in art. 6, par. 1, 2°, van de Bijzondere Wet van 08.08.1980 tot hervorming der instellingen (alle tewerkstellingsprogramma's waarvoor het gewest bevoegd is) verjaren vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan (in tegenstelling tot de gemeenrechtelijke termijn van 10 jaar).

Art. 11 van het decreet 17.03.1998 houdende diverse beleidsbepalingen wordt vervangen. Ingevolge het Samenwerkingsakkoord van 04.03.1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's werd een Vlaams stelsel van werkervaringsplaatsen opgezet. Het betreft hier tijdelijke werkervaringsplaatsen bij inzonderheid lokale overheden, verenigingen zonder winstoogmerk, instellingen van openbaar nut, onderwijsinstellingen en instellingen die van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest afhangen. Deze plaatsen zijn erop gericht werkzoekenden de nodige werkervaring bij te brengen zodat ze daarna kunnen doorstromen naar het reguliere arbeidscircuit. Tijdens de periode van werkervaring worden de werkzoekenden intensief begeleid en opgeleid in functie van hun trajectbegeleidingsproces.
De volgende organisaties kunnen werkzoekenden tewerkstellen in een tijdelijke werkervaringsplaats op voorwaarde dat ze de wettelijke verplichtingen inzake tewerkstelling en sociale zekerheid naleven:

    • de gemeenten, alsook de verenigingen, en agglomeraties en federaties van gemeenten, behalve als ze een economische finaliteit hebben, de aan de gemeenten ondergeschikte instellingen, de instellingen van openbaar nut die van die verenigingen, agglomeraties en federaties van gemeenten afhangen, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
    • de verenigingen zonder winstoogmerk voorzover de plaatselijke overheid een overwegende rol speelt in de oprichting of de leiding ervan;
  1. de instellingen van openbaar nut en de verenigingen zonder winstgevend doel beheerst door de wet 27.06.1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, en die een sociaal, humanitair of cultureel doel nastreven;
    • het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap;
    • de door de Vlaamse Gemeenschap ingerichte, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstellingen;
    • de instellingen van openbaar nut die afhangen van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap;
  2. de provincies, de verenigingen van provincies en de aan de provincie ondergeschikte instellingen;
  3. de plaatselijke maatschappijen voor sociale woningen, de Polders en Wateringen en de kerkfabrieken.
Contingenten van werkzoekenden kunnen worden toegewezen aan de lokale overheden en verenigingen zonder winstoogmerk die dan op een collectieve wijze instaan voor de begeleiding, opleiding en toewijzing van de werkervaringsplaatsen aan bepaalde promotoren. Daardoor wordt het begeleidingsaspect verzekerd en versterkt. Binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten, bestemd voor de toekenning van subsidies voor permanente vorming en opleiding binnen bedrijven, kunnen subsidies worden toegekend aan projecten die gericht zijn op: het stimuleren van opleiding en begeleiding in bedrijven, het ontwikkelen van een stimuleringsbeleid naar werknemers met bijzondere aandacht voor de erkenning van vaardigheden en loopbaanadvisering, het bevorderen van een gestructureerde aanpak van vorming en erkenning van vaardigheden binnen bedrijven en het ondersteunen van vernieuwde organisatievormen. Dit artikel (art. 16) geeft uitvoering aan het Vlaams actieplan naar aanleiding van de Europese richtsnoeren, goedgekeurd op VESOC en opgenomen in het Nationale Actieplan.

Het samenwerkingsakkoord van 04.07.2000 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie zal uitwerking hebben wat het Vlaamse Gewest betreft.

Er wordt een impuls- en ondersteuningsprogramma voor de meerwaardeneconomie uitgebouwd.