204730 | b.v.b.a. Korte Heide, CEELEN Rosa en JANSEN Anna / Vlaams Gewest en provincie Antwerpen
R.v.St., 10 januari 2005, nr. 138972, 10e K.

Zolang er geen provinciaal ruimtelijk structuurplan is goedgekeurd voor de betrokken provincie kan de Vlaamse regering, in de plaats van de provinciale overheid, zelf een uitvoeringsplan opmaken voor een aangelegenheid die in een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan had moeten geregeld worden.
Voorwaarde is wel dat de aanpak van de betrokken aangelegenheid in die mate dringend is dat niet kan gewacht worden op de opmaak van provinciale structuurplannen.
De gedeeltelijke vernietiging van een plan is niet mogelijk, aangezien een plan als één geheel beschouwd dient te worden.

nvdr: De Vlaamse Regering wordt belast met de coö rdinatie van de bepalingen van het decreet 18.05.1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (DRO) (doc. nr. 152627). De coö rdinatie krijgt het opschrift 'Vlaamse codex ruimtelijke ordening' en treedt in werking op 01.09.2009 (zie doc. nr. 240386).
Voor de concordantietabel klik hier
Voor de lijst met de niet in de Codex opgenomen, voorbijgestreefde bepalingen: klik hier.

Een gedeeltelijke vernietiging van een ruimtelijke uitvoeringsplan is niet mogelijk omdat dergelijk plan als een geheel beschouwd dient te worden waarin ruimtelijke belangen tegen elkaar worden afgewogen, en een partiële nietigverklaring de algemene economie van dergelijk plan zou aantasten.

Art. 188bis, decreet 18.05.1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (DRO) bevat, in afwijking van de art. 41 en 44, DRO, een uitzonderingsprocedure. De Vlaamse regering kan in dit geval, zolang er geen provinciaal ruimtelijk structuurplan is goedgekeurd voor de betrokken provincie, zelf een uitvoeringsplan opmaken voor een aangelegenheid die in een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan had moeten geregeld worden. Voorwaarde is wel dat de aanpak van de betrokken aangelegenheid een dringend karakter moet hebben, en dat dit enkel geldt voor bepaalde, dringend te maken ruimtelijke afwegingen, waarbij men niet kan wachten op de opmaak van provinciale structuurplannen.

In casu beoogde het bestreden besluit twee zaken te regelen:

  • het herbestemmen van zonevreemde stukken grensgebied naar verblijfsrecreatie in functie van de regelgeving inzake openluchtrecreatieve verblijven en
  • het vrijwaren van bijkomende constructies of andere infrastructurele werken in de zone ten zuiden van de meest zuidelijke vijvers indien deze de potenties voor een duurzaam waterbeleid verhinderen.
Geen enkel element in het overgelegde dossier doet evenwel blijken dat de aanpak van de bescherming van de Kleine Nete het in artikel 188bis, DRO vereiste dringende karakter vertoont, derwijze dat niet kan worden gewacht totdat de provincie Antwerpen zijn planningsbevoegdheid terzake kan uitoefenen.

Het BVR wordt vernietigd.