226071 | Vleesverwerking Van Maele n.v. / Vlaams Gewest
R.v.St., 10 oktober 2007, 10e K., nr. 175601
R.v.St., 10 oktober 2007, 10e K., nr. 175602

Een vergunning om een vijver bij een vleesverwerkend bedrijf te bouwen wordt geweigerd. In de motivering van deze geweigerde milieuvergunning wordt gesteld 'dat uit deze resultaten blijkt dat mits een bijkomende zuivering in de vorm van een vijver met rietaanplanting en mits een betere dosering van de detergenten de verontreiniging van het oppervlaktewater nihil zal zijn'. Hieruit blijkt dat het weigeringsmotief in de bestreden beslissing, als zou de gevraagde aanleg van een vijver niet het gevolg zijn van een eis uit de milieuvergunning, feitelijk onjuist is en derhalve niet afdoende is.

Bij de beoordeling van de materiƫle motiveringsplicht behoort het niet tot de bevoegdheid van de Raad van State zijn beoordeling van de feiten in de plaats te stellen van die van de administratieve overheid.
De Raad van State is in de uitoefening van zijn wettelijk toezicht enkel bevoegd na te gaan of deze overheid bij de beoordeling van het administratief beroep is uitgegaan van de juiste feitelijke gegevens, of zij die correct heeft beoordeeld en of zij op grond daarvan niet in onredelijkheid tot haar besluit is kunnen komen.

Het betrokken terrein is gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied zodat de aanleg van een vijver bij het vleesverwerkend bedrijf als strijdig met die bestemming moet worden beschouwd.

In het bestreden besluit wordt verwezen naar het decreet 13.07.1994 en meer bepaald naar de mogelijkheid tot uitbreiding die ingeval van afwijking van de gewestplanbestemming slechts een noodzakelijk gevolg mag zijn. Uit het advies vanwege AMINAL - Afdeling Milieuvergunningen blijkt niet de nood aan het aanleggen van een vijver. De gevraagde bedrijfsuitbreiding is niet het gevolg van enige betreffende de milieuvergunning opgelegde eis, zodat de afwijkingsregeling geen toepassing kan vinden.

De waterzuiveringsinstallatie blijkt zelf het noodzakelijk gevolg van de voorgeschreven milieunormen te zijn, doch het is niet aangetoond dat het oprichten van een gebouw rond die installatie ook een gevolg is van de milieuvoorwaarden. Het bedrijf legt twee verklaringen van de constructeur van de zuiveringsinstallatie voor om aan te tonen dat de installatie slechts behoorlijk kan werken in een vorstvrije ruimte. Deze stukken zijn slechts na de bestreden beslissing opgesteld zodat de Minister er bij het nemen van die beslissing geen kennis van had en er geen rekening mee kon houden.