246477 | MAES Alex / Deputatie van de provincieraad van West-Vlaanderen en gemeente Zwevegem
R.v.St., 5 maart 2010, 10e K., nr. 201565

De watertoets gaat niet verder dan het onderzoeken of een voorgenomen plan 'schadelijke effecten', in de zin van art. 3, par. 1, 17°, van het decreet integraal waterbeleid (DIWB) doet ontstaan. Een beslissing waarbij een plan wordt aangenomen of goedgekeurd, moet een formele motivering bevatten waaruit blijkt dat de in art. 8, par. 1, DIWB bedoelde watertoets is uitgevoerd.

De watertoets strekt met andere woorden tot het onderzoeken van het causaal verband tussen het aan te nemen of goed te keuren ruimtelijk uitvoeringsplan en de schadelijke effecten in de zin van het voornoemde art. 3, par. 1, 17°.

Art. 8, par. 1, eerste lid DIWB bepaalt onder meer dat de overheid die, zoals te dezen, over een plan moet beslissen, er zorg voor draagt, door het weigeren van het plan of door het opleggen van gepaste voorwaarden, dat geen schadelijk effect ontstaat of dat dit zoveel mogelijk wordt beperkt en, indien dit niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of, in bepaalde gevallen, gecompenseerd.

Art. 8, par. 2, tweede lid DIWB bepaalt dat de beslissing die de overheid neemt in het kader van par. 1 wordt gemotiveerd, waarbij in elk geval de doelstellingen en de beginselen van het integraal waterbeleid worden getoetst. Uit die motivering moet meer bepaald blijken, hetzij dat uit de ordening die met het plan wordt beoogd geen schadelijke effecten kunnen ontstaan als bedoeld in art. 3, par. 2, 17°, DIWB, hetzij dat zulke effecten wel kunnen ontstaan, maar dat die door het opleggen van gepaste voorwaarden zoveel mogelijk worden beperkt of hersteld.

Noch het besluit houdende de definitieve vaststelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan, noch het goedkeuringsbesluit bevat een motivering inzake de watertoets. Evenmin blijkt uit enig ander stuk van het administratief dossier dat een afdoende watertoets werd doorgevoerd. Bijgevolg is in deze zaak niet voldaan aan de bepalingen van art. 8, par. 1 en 2, DIWB.