277228 | Europese Commissie / Koninkrijk Belgiƫ
Hof van Justitie Eur. Unie, 17 oktober 2013, 5e K., nr. C-533/11

België is veroordeeld tot het betalen van een boete omdat het niet voldaan heeft aan de maatregelen die opgelegd werden in het arrest C-27/03 in verband met de verplichtingen die voortvloeien uit de art. 3 en 5 van de richtlijn 21.05.1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater. Dit arrest heeft aan België opgelegd om ervoor te zorgen dat de systemen voor het verzamelen en de waterzuiveringsstations voor de behandeling van stedelijk afvalwater ten laatste geïnstalleerd zijn op 31.12.1998 voor agglomeraties met een inwonersequivalent (IE) groter dan 10000.

Volgens art. 260, lid 2, VWEU (Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) kan de Commissie, indien zij van oordeel is dat de betrokken lidstaat niet het nodige heeft gedaan om gevolg te geven aan het arrest van het Hof, de zaak voor het Hof brengen, nadat zij deze staat de mogelijkheid heeft geboden zijn opmerkingen in te dienen, en daarbij het bedrag vermelden van de door de betrokken lidstaat te betalen forfaitaire som of dwangsom die zij in de gegeven omstandigheden passend acht.

In dit verband geldt als referentiedatum voor de beoordeling van het bestaan van een niet-nakoming als bedoeld in art. 260, lid 1, VWEU het einde van de termijn die is gesteld in de krachtens die bepaling toegestuurde aanmaningsbrief.

België wordt veroordeeld om aan de Europese Commissie de forfaitaire som van 10000000 EUR te betalen.