288075 | b.v.b.a. Brandstoffen Jan Bergmans en BERGMANS Jean / Provincie Limburg en stad Genk
R.v.St., 16 september 2014, 10e K., nr. 228373

Een brandstoffenhandelaar en een eigenaar van gronden in het gebied van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan betwisten de intrinsieke degelijkheid van de milieuscreening zoals goedgekeurd door de dienst Mer. Bij de ’verwerking’ van het advies van de VMM wordt gesteld dat dit aspect (parkeren) verder zal uitgewerkt worden in de toelichtingsnota en daarna ook in de stedenbouwkundige voorschriften. Dit is ook gebeurd, nu de stedenbouwkundige voorschriften werden gewijzigd onder meer op het vlak van ’parkeren’ en ’oppervlaktewater’. Waar aanvankelijk was ingeschreven dat bovengronds parkeren niet vergunbaar is, werden deze bepalingen geschrapt bij de definitieve vaststelling van het plan. De dienst Mer kon in redelijkheid besluiten dat op voldoende wijze werd ingegaan op de gemaakte opmerkingen.

De Raad van State is niet bevoegd zijn beoordeling wat betreft de MER-screening in de plaats te stellen van de dienst Mer. In de uitoefening van de hem opgedragen wettigheidscontrole is hij enkel bevoegd na te gaan of de dienst Mer op grond van juiste feitelijke gegevens in redelijkheid heeft kunnen beslissen. Hier dat ’het voorgenomen plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke milieugevolgen en dat de opmaak van een planMER niet nodig is’.