305593 | 24.02.2017 Dec. betr. de onteigening voor het algemeen nut
Min.-President van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, BOURGEOIS Geert *
et al.

BS 2017-04-25

Dit decreet voert één overkoepelende en eenvormige onteigeningsregeling in voor alle onteigeningen binnen het Vlaamse Gewest. De federale onteigeningswetten zijn hierdoor niet langer van toepassing binnen het Vlaamse Gewest, met uitzondering van de onteigening door de federale overheid zelf of door de federale overheid gemachtigde instellingen die op federale bevoegdheden betrekking hebben. De provincies en de gemeenten beschikken nu expliciet over een algemene onteigeningsbevoegdheid.

De voornaamste punten van het decreet:

Wat betreft de instanties die bevoegd zijn om tot onteigening over te gaan:

De provincies en de gemeenten beschikken nu expliciet over een algemene onteigeningsbevoegdheid, dewelke ze voorheen impliciet hadden op grond van respectievelijk het provincie- en gemeentedecreet. (Art. 43 par. 2, 12°, GD en art. 43, par. 2, 12°, Provinciedecreet bepalen welke organen bevoegd zijn voor het nemen van daden van beschikking)

De gemeenteraad dient een machtiging te verlenen aan OCMW’s, de autonome gemeentebedrijven, de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de samenwerkingsverbanden tussen OCMW’s om tot onteigening over te gaan. De provincieraad verleent dergelijke machtiging aan de autonome provinciebedrijven en de provinciale ontwikkelingsmaatschappijen.

In het deel bestuurlijke fase wordt bepaald welke documenten noodzakelijk zijn voor de onteigening. Het behandelt het onteigeningsplan, de projectnota alsook de mogelijkheid tot betreding van het te onteigenen goed (enkel na machtiging van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, tenzij de toestemming werd bekomen van de eigenaar).

De bestuurlijke fase regelt ook het openbaar onderzoek (art. 17-23).

Het principe van zelfrealisatie (art. 24-27) betekent dat, indien het onteigeningsdoel door de eigenaars zelf gerealiseerd kan worden en deze in staat en bereid zijn om dit doel te realiseren op de wijze die de overheid voor ogen heeft, de eigenaar een verzoek tot zelfrealisatie kan indienen. Het recht van de eigenaar om een verzoek tot zelfrealisatie in te dienen impliceert niet het recht om zelf te realiseren. Dit zal slechts het geval zijn indien de verzoeker tijdens het openbaar onderzoek meldt dat hij tot zelfrealisatie wil overgaan en hij op voldoende wijze aantoont dat aan alle voorwaarden voor zelfrealisatie is voldaan.

De art. 28-30 regelen het definitieve onteigeningsbesluit.

De art. 31-41 regelen hoe moet worden gehandeld ingeval van samenloop van de onteigeningsprocedure met ruimtelijkeplanningsprocedures.

De Raad voor Vergunningsbetwistingen is het bevoegde bestuursrechtscollege om het definitieve onteigeningsbesluit aan te vechten. Beroepen wordt ingesteld binnen een termijn van 45 dagen, die ingaat als volgt:

  • hetzij de dag na de kennisgeving van de vaststelling van het definitieve onteigeningsbesluit als de kennisgeving aan belanghebbenden wordt voorzien;
  • hetzij de dag na de bekendmaking van het definitieve onteigeningsbesluit in het Belgisch Staatsblad in alle andere gevallen.

De art. 43 tot 80 regelen de gerechtelijke fase voor de vrederechter en rechtbank van eerste aanleg (in beroep).

Toepassingsgebied:

Door de inwerkingtreding van dit decreet zullen de federale onteigeningswetten niet langer van toepassing zijn binnen het Vlaamse Gewest, met uitzondering van de onteigening door de federale overheid zelf of door de federale overheid gemachtigde instellingen die op federale bevoegdheden betrekking hebben omschreven in art. 6quater van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen.

Voor wat de uitoefening van de gemeenschapsaangelegenheden in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad door de Vlaamse Gemeenschapscommissie betreft, is het volledige decreet van toepassing, met uitzondering van:

  • de onteigeningen inzake culturele aangelegenheden (vanwege art. 79, par. 2, BWHI);
  • de bepalingen over de gerechtelijke fase (zie titel 4 van het decreet).

Het decreet is met andere woorden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad alleen van toepassing op onteigeningen inzake onderwijs- en persoonsgebonden aangelegenheden en met uitzondering van de gerechtelijke fase.

Dit decreet wijzigt de volgende wetten/decreten:

  • wet 16.09.1807 betreffende het droogleggen van moerassen;
  • Gerechtelijk Wetboek van 10.10.1967;
  • wet 28.12.1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
  • het decreet 19.04.1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;
  • het decreet 22.12.1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen;
  • het decreet 22.12.1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996;
  • het decreet 16.04.1996 betreffende de waterkeringen;
  • het decreet 19.12.1997 houdende oprichting van de naamloze vennootschap Mijnschade en Bemaling Limburgs Mijngebied;
  • het decreet 06.07.2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;
  • het decreet 13.12.2002 houdende de oprichting van de naamloze vennootschap van publiek recht Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM);
  • het decreet 04.04.2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging het decreet 22.12.1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen;
  • het decreet 20.06.2008 houdende het statuut van de Universiteit Hasselt en de Hoge Raad voor het Hoger Onderwijs Limburg zoals gewijzigd bij het decreet 01.09.2015;
  • het decreet 18.07.2003 betreffende het integraal waterbeleid;
  • het decreet 02.04.2004 betreffende de omzetting van de Dienst voor de Scheepvaart in het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap De Scheepvaart;
  • het decreet 07.05.2004 betreffende het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid 'Sport Vlaanderen';
  • het decreet 07.05.2004 houdende vaststelling van het kader tot oprichting van de provinciale ontwikkelingsmaatschappijen (POM);
  • het Gemeentedecreet van 15.07.2005 (wijziging van art. 242, par. 2);
  • het Provinciedecreet van 09.12.2005;
  • het Bodemdecreet van 27.10.2006;
  • het decreet 30.03.2007 betreffende de Brownfieldconvenanten;
  • het decreet 19.12.2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  • het Energiedecreet van 08.05.2009;
  • het decreet 08.05.2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen (Decreet Rooilijnplannen);
  • de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening 15.05.2009 (VCRO) (wijziging van art. 2.4.3, 2.4.4 en 2.6.6, opheffing van art. 2.4.6 tot en met 2.4.8);
  • het decreet 13.07.2012 ruimtelijke economie;
  • het Onroerenderfgoeddecreet van 12.07.2013;
  • de Codex Hoger Onderwijs 11.10.2013;
  • het decreet 04.04.2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges;
  • het decreet 25.04.2014 betreffende complexe projecten.

Dit decreet heft de volgende wetten/decreten op:

  • wet 17.04.1835 op de onteigening ten algemene nutte (zie doc. nr. 221629);
  • wet 27.05.1870 houdende vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake onteigening ten algemenen nutte (zie doc. nr. 156894);
  • wet 10.05.1926 tot instelling van een rechtspleging bij dringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte;
  • wet 26.07.1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte (zie doc. nr. 221640);
  • decreet 13.04.1988 tot bepaling van de gevallen en de modaliteiten waarbij de Vlaamse regering kan overgaan tot onteigeningen ten algemenen nutte inzake de culturele, persoonsgebonden en onderwijsaangelegenheden (zie doc. nr. 221642);
  • decreet 13.04.1988 tot bepaling van de gevallen en de modaliteiten waarbij de Vlaamse regering kan overgaan tot onteigeningen ten algemenen nutte inzake de gewestelijke aangelegenheden (zie doc. nr. 221644).

 

 link