332781 | v.z.w. Milieufront Omer Wattez / Deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen
R.v.St., 24 oktober 2019, 7e K., nr. 245878

De watertoets strekt tot het onderzoeken van het causaal verband tussen de gevraagde vergunning en de schadelijke effecten voor de waterhuishouding en het milieu. De beslissing die een vergunning verleent moet minstens een formele motivering bevatten waaruit blijkt dat de watertoets uitgevoerd is. Vermits die toets ook geldt voor verkavelingsvergunningen, kan hij niet worden uitgesteld tot de nadien te verlenen stedenbouwkundige vergunning.

Art. 8, par. 2, tweede lid, DIWB, in de historisch toepasselijke versie, bepaalt dat de beslissing die de overheid neemt in het kader van par. 1 wordt gemotiveerd, waarbij in elk geval de doelstellingen en de beginselen van het integraal waterbeleid worden getoetst. Uit die bepaling volgt dat een beslissing waarbij een vergunning wordt verleend, een formele motivering dient te bevatten waaruit blijkt dat de in voormeld art. 8, par 1, DIWB bedoelde watertoets is uitgevoerd. Uit die motivering moet meer bepaald blijken, hetzij dat uit het voorwerp van de vergunning geen schadelijke effecten kunnen ontstaan als bedoeld in voormeld art. 3, par. 2, 17°, DIWB, hetzij dat zulke effecten wel kunnen ontstaan, maar dat ze door het opleggen van gepaste voorwaarden zoveel mogelijk worden beperkt of hersteld. Daarbij mag de RvVb enkel met de formeel uitgedrukte motieven rekening houden.