Zoals eerder gezegd bestaat het voornaamste pakket van werken dat door de Polders en de Wateringen wordt uitgevoerd uit de periodieke, meestal jaarlijkse onderhouds- en instandhoudingswerken aan het ingewikkelde net van waterlopen.

Het hoogtepeil van de Polders ten overstaan van het gemiddeld laagwaterniveau van de zee varieert tussen -2 en +5 meter ' Zij hebben er alle belang bij hun waterlopenstelsel dermate uit te bouwen en te verzorgen dat gebeurlijke wateroverlast binnen de kortste tijdsspanne kan worden weggewerkt ' Heel wat Polders lozen hun oppervlaktewater namelijk nog op louter gravitaire wijze in zee of in de aan het getij onderhevige rivieren, d.w.z. zonder enige tussenkomst van mechanische of elektrisch aangedreven gemalen of pompinstallaties. Zij kunnen dus enkel bij laag tij de waterlozing inzetten. 

De korte tijdslimieten van laag tij dwingt hen ertoe de overtollige watermassa's zo snel mogelijk bij de monding van het waterlopenstelsel te brengen. Dit houdt in dat de waterlopen, vooral bij de aanvang van de winterperiode in onberispelijke staat van onderhoud moeten verkeren.

In de Wateringgebieden is de toestand enigszins afwijkend. Zoals eerder gezegd oefenen de Wateringen hun taak uit in streken die van oudsher probleemgebieden zijn inzake waterbeheersing. Het zijn grotendeels de meer landinwaarts gelegen valleien van de grote rivieren en hun zijarmen die tot hun actieterrein behoren. Hier komt het er essentieel op aan de immense watermassa's, die door de helling in het landschap onweerstaanbaar en uitermate snel naar een bepaald punt worden gedreven, zo spoedig mogelijk weg te werken.

In dit verband moeten we toch even wijzen op de samenwerking die een aantal Polders en Wateringen met de lokale milieu-organisaties hebben opgezet, en die erin bestaat een harmonisch waterbeheersingsbeleid te voeren in bepaalde waardevolle natuurgebieden. Concreet uit deze samenwerking zich in het afstemmen van de periodieke onderhoudsbeurten van sommige waterlopen aan het broedseizoen van het waterwild, het plaatselijk instandhouden van waardevolle flora, het verpachten van wateroppervlakken en rietkragen aan natuurverenigingen, het inwinnen van adviezen voor het oordeelkundig waterbeheer in relatie tot de desiderata in de sfeer van het natuurbeheer, het beplanten van dijken met bomen, het bouwen van stuwen om in waardevolle landschappen en natuurgebieden een apart peilbeheer mogelijk te maken, enzovoort. Uiteraard ligt de zorg van de Polder en Wateringbesturen voor het waterlopenstelsel, buiten de echte natuurreservaten, op de transportfunctie van de waterlopen en wordt deze zorg, zoveel als mogelijk, gepast in het landschapsbeheer en het algehele leefmilieubeleid.

Om het waterlopenstelsel in optimale staat te behouden voeren de Polders en de Wateringen jaarlijks reitwerken uit. Deze bestaan erin de waterlopen te reinigen door het maaien van de taluds en de bodem. Daartoe wordt meestal beroep gedaan op gespecialiseerde aannemingsbedrijven die uitgerust zijn met zogenaamde korfmaaimachines. Door één enkele beweging van de machine wordt de waterloop over haar volledig profiel gemaaid vanaf de tegenoverliggende oever tot aan de nabijliggende oever en wordt het maaisel (riet en allerhande waterplanten) opgevangen in een metalen korf. De Polders en de Wateringen beschikken over een wettelijk recht om de specie, afkomstig zowel van het reiten als van het ruimen van hun waterlopen, op de belendende percelen te stapelen. Volgens aloude traditie wordt deze specie vernietigd door de gebruikers van die gronden.

De waterlopen vertonen een natuurlijke en spontane neiging om aan te slibben. Niet alle plantenresten kunnen immers op het gepaste ogenblik worden verwijderd. Bijgevolg zullen nog tamelijk omvangrijke massa's groen de kans krijgen om af te sterven en naar de bodem van de waterloop te zakken. De eindfase van het rottingsproces dat zich op de bodem afspeelt, is slib. Regelmatig moeten dus slibruimingswerken worden uitgevoerd. De meeste waterlopen krijgen een ruimingsbeurt om de zes tot acht jaar.

Het kan gebeuren dat bepaalde waterlopen mettertijd in dermate vervallen toestand zijn gaan verkeren dat een gewone ruiming niet meer volstaat. Meestal bestaat de oplossing er dan in kalibreringswerken uit te voeren. De afgekalfde (= afgeschoven) oevers worden opnieuw aangelegd op een bepaalde helling en aangedrukt. Wanneer men de dwarsdoorsnede van een gekalibreerde waterloop bekijkt, ziet men een V-vormig profiel met platte bodem, terwijl de twee benen van de V een helling vertonen van 45' of minder. Deze hellingsgraad houdt verband met de grondsoort ter plaatse, waarbij als vaste regel geldt: hoe lichter de grondsoort, hoe zachter de helling. Een snelle en dichte begroeiing van de taluds moet verder garant staan voor het duurzaam karakter van de werken.

Bepaalde waterlooptracé's zijn, om louter natuurlijke oorzaken, moeilijk in stand te houden met de normale middelen van ruimen of kalibreren. Veelal moet dan toevlucht worden gezocht tot het uitvoeren van oeverversterkingswerken. Er is een brede waaier van methoden en materialen voorhanden om een degelijke oeverversterking te bekomen. Allen komen ze hierop neer dat, door het stutten van de "tenen" van de taluds door middel van paalwerk tot op vaste bodem, het afschuiven van die taluds wordt belet. Meestal wordt dan de oever zelf bekleed met materialen uit natuursteen of andere vaste materialen, wat dan eerder verband houdt met de eroderende werking van het kabbelend wateroppervlak ter hoogte van de raaklijnen met de oevers.

Reit-, ruimings-, kalibrerings- en oeverversterkingswerken behoren tot de normale taken van onderhoud en instandhouding van de waterlopen. De eisen die de moderne landbouw stelt inzake ontwatering vergen echter in sommige gebiedsdelen van het land een grondiger aanpak. De algemene toepassing van de drainering van de landbouwgronden bijvoorbeeld, waarin Polders en Wateringen overigens een actieve rol kunnen meespelen, dwingen tot een steeds diepere ontwatering met bredere en diepere afwateringssloten tot gevolg. De totale hoeveelheid neerslag wordt immers via het drainagestelsel op versnelde wijze in de waterlopen geloosd. Het bergingsvermogen van de waterlopen, evenals hun waterafvoerende capaciteit moet dus worden opgevoerd. De recente evolutie in de mechanisatie van de landbouw, met steeds grotere en zwaardere machines, leidt onweerstaanbaar en onmerkbaar naar een massale structuurvernietiging van de landbouwgronden. Ook op dit vlak wordt aan de waterhuishouding hogere eisen gesteld.

Maar het is niet alleen de landbouw die tot fundamentele ingrepen, heeft verplicht. De gehele maatschappijstructuur, die in de tweede helft van de 20' eeuw diepgaande verschuivingen heeft ondergaan, is oorzaak van sterk wijzigende trends in het beheer van de waterhuishouding. We denken hier in de eerste plaats aan de ongebreidelde woningbouw, met daaruit voortvloeiend, de aanleg van een dicht net van wegen, meestal ten koste van het landbouwareaal en het natuurlijk milieu. Een angstwekkende verhoging van het waterpeil in het Polder- of Wateringgebied op enkele uren tijd, als gevolg van de directe waterafstoting van de uitgestrekte beton- en asfaltoppervlakten, is er het resultaat van.

De vernieuwde visie op de rioleringstechnieken en de waterzuivering moet tot een efficiëntere aanpak van de afvalwaters leiden. Hoewel het idee van de kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater alleen maar kan worden aangemoedigd, wordt er nog te weinig rekening gehouden met de gevolgen van de zogenaamde overstortconstructies, waardoor steeds hogere pieken in de waterafvoer ontstaan en het gevaar van overstromingen toeneemt.

Het uitoefenen van de meest elementaire taak die aan de Polders en de Wateringen wettelijk is opgelegd, namelijk de beveiliging van hun gebieden tegen overstroming, vraagt soms een meer grondige en efficiënte aanpak. Normalisatiewerken, of het verbreden, verdiepen en plaatselijk rechttrekken van waterloopgedeelten, zijn dan de eerste maatregelen. Meestal zijn normalisatiewerken begeleidende werken bij de bouw van pompinstallaties, gemalen of sluisinrichtingen. Het gaat hier dan duidelijk om de bescherming van een gebied, dat veelal, naast de landbouw, ook een woon- en/of industriële funktie heeft gekregen en waarbij de belangen van de landschapszorg en het natuurbehoud dienen mede verrekend te worden. Niet enkel de waterhuishouding in enge zin komt hier ter sprake, maar veeleer de instandhouding van het gebied als natuur- en cultuurgrond samen met de erop levende en werkende bevolking.

Er is al herhaaldelijk gewezen op het voor de Polders en Wateringen zo typische fenomeen van rechtstreeks engagement van de bestuurders bij de problemen en bij de besluitvorming. Dit "onmiddellijk ter plaatse zijn" wanneer zich in om het even welke uithoek van het gebied een probleemsituatie stelt, maakt dat deze besturen tevens een rol van alerte bewaking krijgen toegemeten.

Zodoende is een bestendige dialoog en samenwerking nodig met andere openbare besturen die eveneens deelbevoegdheden hebben in de totale waterstaatszorg.