6726 | De financiering van de zuivering van oppervlaktewateren in Vlaanderen: een brug over troebel water?
DRUYTS R.
R.W., 27.01.1990, V.54, (22), 729-743
De milieuproblematiek, en meer bepaald de zuivering van de oppervlaktewateren, moet gefinancierdworden. Leidraad is 'de vervuiler betaalt ' door de belasting op de oppervlaktewateren. Vanuit juridisch oogpunt is het belangrijk dat de bestaande wetten, decreten en regels worden nageleefd. Alles moet gericht zijn op de sanering van de oppervlaktewateren tegen 1995. Deze studie had de bedoeling in hoeverre het nieuwe programmadecreet, dat op bepaalde punten een bestaande wetgeving wijzigt, beantwoordt aan een aantal juridische principes van grondwettelijke en fiscale aard. De indruk overheerst dat het decreet er impliciet van uitgaat dat de heffing voor de ondernemingen een retributie is en voor de particulieren, bepaalde bedrijven en hinderlijke inrichtingen die (voorlopig) forfaitair belast worden, een belasting is. In het geval van een belasting dient de annaliteit voorgeschreven in artikel III van de Grondwet gerespecteerd te worden, hetgeen in casu niet het geval is. Voor de vaststelling van het tarief van de retributies va, ondernemingen, bepaalt het decreet dat het jaarlijks wordt vastgesteld door de Vlaamse Executieve op advies van de Raad van Bestuur van de Vlaamse Maatschappij voor Waterzuivering (VMZ). Het betreft hier geen annaliteit in de zin van artikel III van de Grondwet. In het voorgelegd systeem wordt geen jaarlijkse stemming (in de Vlaamse Raad) voorzien. Uit de geraadpleegde rechtsleer blijkt duidelijk dat het juist het voornaamste doel van het annaliteitsprincipe is aan de Raad een controlemiddel op de Executieve te verschaffen. Het decreet delegeerd de Vlaamse Executieve om jaarlijks het tarief van de verontreinigde belasting (voor de ondernemingen) vast te leggen. Het decreet is niet consequent in verband met de bezwaarregeling waar het de heffing van natuurlijke personen en andere als een belasting beschouwt, maar terzelfder tijd van die opvatting door daartoe gemachtigd een gemeenschaps- minister de bevoegdheid te geven, niet alleen kennis te nemen van de bezwaren, maar ook om de vermindering of kwijtschelding te geven in het ingekohierd bedrag. In het licht van artikel 112, tweede lid, van de Grondwet lijken zich hier problemen voor te doen. Vooral de ondernemingen zullen van deze bezwaarregeling gebruik maken. Aangezien de criteria voor eventuele kwijtschelding of vermindering niet duidelijk zijn, lijken arbitraire beslissingen niet te vermijden. Met als gevolg op langere termijn opnieuw een mogelijke scheeftrekking van het principe 'de vervuiler betaalt'.