3 juni 1957: wet betreffende de polders Laatste aanpassing: 28/02/2014 |
TITEL I: de inrichting van de polders
Artikel 1.
Polders zijn
openbare besturen, met als taak, binnen de grenzen van hun territoriaal gebied,
het verwezenlijken van de doelstellingen en het rekening houden met de
beginselen zoals bedoeld in de Artikels 4, 5 en 6 van het decreet betreffende
het integraal waterbeleid en het uitvoeren van het deelbekkenbeheerplan.
Artikel 2.
De Koning bepaalt de uitgestrektheid van de aan de polderwetgeving onderworpen
zones alsook het gebied van elke polder.
Bij de
besluiten tot afbakening der aan de polderwetgeving onderworpen zones worden
kaarten gevoegd waarop de grens dier zones is aangegeven.
Zodra de in
de Artikelen 4 en 5 bedoelde reglementen zijn vastgesteld, wordt een
overzichtskaart van de verschillende polderzones opgemaakt, met opgave van de
grenzen der gebieden.
De zetel van
de polder wordt door zijn reglement vastgesteld. Hij moet evenwel gelegen zijn
in de gemeente of in een van de gemeenten waarover het gebied van de polder zich
uitstrekt, behoudens afwijking toegestaan door de Koning.
Artikel 3.
Onder de gelding van deze wet vallen, zodra de besluiten tot afbakening van de
hen betreffende polderzone in werking treden, alle besturen, verenigingen of
gemeenschappen die bij de inwerkingtreding van deze wet bestaan onder de
benaming polder, broek, watering of onder enige andere benaming en die de onder
Artikel 1 genoemde doeleinden nastreven, zodra hun gebied geheel of gedeeltelijk
tot gezegde zone gaat behoren. Zij worden polders genoemd.
Artikel 4.
Besturen, verenigingen en gemeenschappen als bedoeld in Artikel 3 die, bij de
inwerkingtreding van deze wet onder de gelding van de polderwetgeving vallen,
moeten binnen een termijn van één jaar te rekenen van de inwerkingtreding van
het besluit tot afbakening van de hen betreffende polderzone, hun reglementen
met deze wet in overeenstemming brengen en de aldus gewijzigde reglementen doen
toekomen aan de bestendige deputatie van de provinciale raad, die ze, met haar
advies, ter goedkeuring aan de Koning voorlegt.
Heeft een
polderbestuur haar zijn gewijzigd reglement niet binnen die termijn doen
toekomen, dan stelt de bestendige deputatie het nieuwe reglement ambtshalve vast
en legt zij het aan de Koning ter goedkeuring voor.
Artikel 5.
Besturen, verenigingen en gemeenschappen als bedoeld in Artikel 3 die, bij de
inwerkingtreding van deze wet, niet onder de gelding van de polderwetgeving
vallen, moeten zich binnen een termijn van één jaar te rekenen van de dag
waarop de bestendige deputatie hen daarom verzoekt, een reglement opmaken
overeenkomstig deze wet.
Bij haar
verzoek voegt de bestendige deputatie een ontwerp, dat het nieuwe reglement tot
voorbeeld zal dienen. Over het nieuwe reglement wordt gestemd door een
vergadering, samengesteld uit de personen aan wie het ontwerp voorlopig
stemrecht verleent. De bestendige deputatie zendt het, met haar advies, ter
goedkeuring aan de Koning.
Heeft een
bestuur, vereniging of gemeenschap haar het behoorlijk aangenomen nieuwe
reglement niet binnen de gestelde termijn doen toekomen, dan stelt de bestendige
deputatie het nieuwe reglement ambtshalve vast en legt zij het aan de Koning ter
goedkeuring voor.
Artikel 6.
De Koning kan polders opheffen, er nieuwe oprichten, de bestaande gebieden
splitsen of wijzigen, verscheidene polders samensmelten of bevelen dat zij een
vereniging vormen met het oog op hun gemeenschappelijke verdediging of voor de
uitvoering van werken waarbij zij gemeenschappelijk belang hebben.
Het
koninklijk besluit waarbij een polder wordt opgeheven, gesplitst of gewijzigd of
waarbij verscheidene polders worden samengesmolten regelt de overgang van de
vermogens.
Artikel 7
Aan de beslissingen bedoeld in Artikel 6 gaat een onderzoek vooraf, ingesteld
door de bestendige deputatie.
Te dien
einde wordt het ontwerp van beslissing, eventueel samen met de kaart van de
wijzigingen of innovaties, gezonden naar alle polders die er belang bij kunnen
hebben, en ten gemeentehuize neergelegd in alle gemeenten die het aangaat. In
die gemeentehuizen worden een maand lang registers geopend voor de opmerkingen
van de eigenaars.
Zodra zij
gesloten zijn, worden de registers gezonden naar de bestendige deputatie, die ze
binnen een maand met haar opmerkingen aan de Minister van Openbare Werken
doorzendt.
Artikel 8.
Gaat het in de beslissing om de vorming van één of meer nieuwe polders, door
oprichting, samensmelting of splitsing, dan moet ieder van de nieuwe openbare
besturen zich binnen de hierna gestelde termijn een reglement opmaken.
De
bestendige deputatie stelt een ontwerp op, dat het reglement tot voorbeeld zal
dienen. Over het reglement wordt gestemd door een vergadering, samengesteld uit
de personen aan wie het ontwerp, onder de voorwaarden, gesteld door Artikel 14
voorlopig stemrecht verleent, en door de provinciegouverneur bijeengeroepen
binnen de termijn die de bevoegde Minister bepaalt. De bestendige deputatie
zendt het reglement, met haar advies, ter goedkeuring aan de Koning.
Heeft de
vergadering haar het behoorlijk aangenomen reglement niet binnen drie maanden na
de eerste bijeenkomst doen toekomen, dan stelt de bestendige deputatie het
reglement ambtshalve vast, onder voorbehoud van 's Konings goedkeuring.
Artikel 9.
Gaat het in de beslissing om het vormen van een vereniging van polders, dan
verzoekt de bestendige deputatie deze polders het reglement van hun vereniging
op te stellen binnen de termijn die de Minister bepaalt. De bestendige
deputatie zendt het reglement, met haar advies, ter goedkeuring aan de Koning.
Hebben de
polders haar niet binnen de genoemde termijn het reglement van hun vereniging
doen toekomen, dan stelt de bestendige deputatie dit reglement ambtshalve vast,
onder voorbehoud van 's Konings goedkeuring.
Artikel 10.
De polders kunnen zich ook uit eigen beweging verenigen met het oog op hun
gemeenschappelijke verdediging of voor de uitvoering van werken waarbij zij
gemeenschappelijk belang hebben. In dat geval stellen zij het reglement van hun
vereniging vast, onder voorbehoud van 's Konings goedkeuring, de bestendige
deputatie gehoord.
Artikel 11.
De vereniging van polders bezit rechtspersoonlijkheid. Het reglement van de
vereniging bepaalt haar benaming, haar zetel, haar doel, de wijze van benoeming
en afzetting van de beheerders en hun bevoegdheden, de wijze van vereffening.
Verenigde
polders behouden in de groepering hun rechtspersoonlijkheid.
TITEL
II: het beheer van de polders
HOOFDSTUK I: de algemene vergadering
Artikel 12.
De algemene vergadering van de polder bestaat uit de stemgerechtigde ingelanden.
Zijn
ingelanden in de zin van deze wet, zij die een titel hebben van zakelijke
rechten waaraan genot van de in het poldergebied gelegen erven verbonden is.
Artikel 13.
Door het polderbestuur wordt een legger opgemaakt van al de in de polder gelegen
erven.
Die legger
wordt bijgehouden en jaarlijks, binnen de eerste zes maanden, door het bestuur
herzien.
Het tijdstip
waarop die verrichting plaats heeft, wordt door het bestuur ter kennis gebracht
van de ingelanden. Gedurende die tijd kunnen de ingelanden de legger inzien en
opmerkingen maken.
Binnen de
acht dagen na die herziening wordt hiervan verslag gedaan aan de gouverneur der
provincie.
Komt het
bestuur van de polder deze verplichtingen niet na, dan geeft de bestendige
deputatie aan de bewaarder van het kadaster opdracht de legger op kosten van de
polder op te maken en vast te stellen.
De
bestendige deputatie is te allen tijde gerechtigd de in de legger vastgestelde
vergissingen te doen herstellen.
Artikel 14.
Het reglement van elke polder moet, in billijke mate, de vertegenwoordiging van
de kleine eigendommen verzekeren. Het moet, ten minste, stemrecht waarborgen aan
iedere ingelande die, in het gebied van de polder, grond bezit ter grootte van:
1/2 hectare
in een gebied van minder dan 100 hectaren;
2 hectaren
in een gebied van 500 tot 999 hectaren;
3 hectaren
in een gebied van 1.000 tot 4.999 hectaren;
4 hectaren
in een gebied van 5.000 tot 9.999 hectaren;
5 hectaren
in een gebied van 10.000 hectaren en meer.
Eigenaars
die afzonderlijk geen stemrecht hebben, kunnen hun eigendommen groeperen tot het
in het reglement vastgestelde minimum, om gezamenlijk een afgevaardigde naar de
algemene vergadering te zenden.
Elk lid van
de algemene vergadering beschikt slechts over één stem.
Artikel 15.
Het
polderbestuur is gehouden de lijst van de stemgerechtigden op te maken.
Deze lijst
wordt ieder jaar vóór 1 october herzien en, te rekenen van die datum,
gedurende één maand ter beschikking gehouden van belanghebbenden, die
gedurende die termijn en op straffe van verval, hun eventuele bezwaren bij de
bestendige deputatie moeten indienen. Dit college beslist zonder verwijl en, in
ieder geval, vóór het einde van het jaar.
Zij die op
de aldus vastgestelde lijst niet voorkomen, hebben geen recht van stemmen in de
loop van het volgende jaar.
Artikel 16.
Behoort het
stemrecht aan een rechtspersoon, dan wijst deze een speciaal gemachtigde aan om
het uit te oefenen.
Behoort het
stemrecht aan eigenaars van onverdeelde goederen, of aan een eigenaar samen met
houders van een recht van vruchtgebruik, erfpacht, opstal, gebruik of bewoning,
dan kan dat stemrecht slechts worden uitgeoefend door een gemeenschappelijke
mandataris, die door de belanghebbenden of, bij gebrek aan overeenstemming, door
de vrederechter wordt aangesteld. Deze doet uitspraak binnen een maand nadat het
verzoek hem daartoe door de meest gerede partij is toegezonden.
Artikel 17.
Stemgerechtigden
kunnen zich op de algemene vergaderingen door een gevolmachtigde naar hun keuze,
die al dan niet ingelande is, laten vertegenwoordigen.
Een
gevolmachtigde kan slechts drager zijn van één volmacht.
Artikel 18.
De
gouverneur van de provincie en de burgemeesters der gemeenten waarover het
gebied van de polder zich uitstrekt, of hun gemachtigden, maken van rechtswege,
maar zonder medebeslissende stem, deel uit van de algemene vergadering.
De door de
Koning aangewezen ambtenaren moeten op de algemene vergadering uitgenodigd
worden. Zij hebben daarin raadgevende stem.
Artikel 19.
Ieder lid
van de algemene vergadering dat niet woont in één van de gemeenten waarover
het poldergebied zich uitstrekt, is verplicht aldaar woonplaats te kiezen voor
alles wat zijn betrekkingen met het polderbestuur aangaat.
Bij gebreke
van dergelijke keuze van woonplaats worden de betekeningen en oproepingen geldig
gezonden aan het gemeentebestuur van de plaats waar de polder zijn zetel heeft.
Artikel 20
Onverminderd
de bevoegdheden haar door bijzondere bepalingen toegekend, omvat de bevoegdheid
van de algemene vergadering:
·
Het opmaken van het
huishoudelijk reglement;
·
Het opmaken van
bijzondere politiereglementen onder de voorwaarden bepaald bij Artikel 22;
·
De beslissingen
betreffende het aanleggen en verbeteren van de verdedigings-, droogleggings- of
bevloeiingswerken en van de wegen; de bepalingen betreffende de overeenkomsten
die met de Staat worden gesloten voor de uitvoering van werken door deze laatste
binnen het poldergebied;
·
Het opmaken van de
begroting van de polder;
·
Het onderzoek van
de rekeningen en het geven van ontlasting aan de rekenplichtigen
·
De beslissingen
betreffende het principe en de voorwaarden van de verhuringen en verpachtingen
van poldergoederen en het eventueel kwijtschelden van verplichtingen aangegaan
door huurders, pachters en aannemers van werken of leveranties;
·
Het vervreemden of
andere daden van beschikking met betrekking tot de goederen van de polder;
·
De geldleningen
door de polder aan te gaan;
·
Het goedkeuren van
het geschot of polderbelasting.
Artikel 21.
De algemene
vergadering is gehouden, jaarlijks, op de begroting de uitgaven te brengen die
ingevolge de wet of bij overeenkomst te haren laste komen.
Indien de
ontvangsten geraamd op de begroting ontoereikend zijn, is zij verplicht daarin
te voorzien door het invoeren van gewone of buitengewone belastingen.
Blijft de
algemene vergadering in gebreke aan die voorschriften te voldoen, dan wordt
daarin door de bestendige deputatie voorzien, het polderbestuur gehoord. De
bestendige deputatie geeft kennis van haar beslissing aan het polderbestuur en
het bestuur geeft er kennis van aan de ingelanden. Het polderbestuur, de
ingelanden en de gouverneur der provincie kunnen tegen de beslissing van de
bestendige deputatie in beroep gaan bij de Koning.
Daartoe
beschikken zij over een termijn van vijftien dagen. Deze termijn loopt voor de
gouverneur vanaf de dag der beslissing en voor het polderbestuur en de
ingelanden vanaf de betekening.
Artikel 22.
Het
bijzonder politiereglement van de polder mag slechts ten doel hebben het behoud
van de dijken, waterlozingen en bevloeiingen, van de wegen, van de kunstwerken
en hun aanhorigheden.
Het
reglement kan de inbreuken op zijn bepalingen of op sommige daarvan als
overtreding vaststellen. Die overtredingen worden gestraft met gevangenisstraf
van één dag tot zeven dagen en met geldboete van 1 frank tot 25 frank of
slechts met één van die straffen. Behalve de straf, beveelt de rechter, zo
nodig, de herstelling van de overtreding binnen door hem vastgestelde termijn en
hij bepaalt dat bij niet-uitvoering het bestuur van de polder er zal in voorzien
op kosten van de overtreder, die, krachtens het vonnis, tot terugbetaling van de
uitgave kan gedwongen worden op een eenvoudige staat door dit college opgemaakt.
Het
reglement mag niet in strijd zijn met de wetten of algemene verordeningen.
Het wordt
bindend met ingang van de tiende dag na de bekendmaking.
De wijze
waarop deze bekendmaking geschiedt en de vormen waarin ze wordt gesteld, worden
bij koninklijk besluit bepaald.
Artikel 23.
De besluiten
van de algemene vergadering worden met volstrekte meerderheid van stemmen
genomen. Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.
Geheime
stemming geschiedt van rechtswege wanneer één vierde der aanwezige leden zulks
vragen.
Artikel 24.
Na twee
achtereenvolgende, uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen, kan de
gouverneur of de bestendige deputatie één of meer commissarissen gelasten zich
ter plaatse te begeven, op kosten van de polder die verzuimde aan de
waarschuwingen te voldoen, met opdracht om de gevraagde inlichtingen of
opmerkingen in te winnen of de maatregelen, voorgeschreven door de wetten en
reglementen, en de ter uitvoering van deze wet genomen beslissingen van alle
bevoegde overheden ten uitvoer te leggen.
De
invordering van die kosten geschiedt, zoals in zake directe belastingen, door de
rijksontvanger, op bevel van de deputatie of van de gouverneur.
Artikel 25.
Onverminderd
de bijzondere bepalingen van de wetten of reglementen, zijn aan de goedkeuring
der bestendige deputatie onderworpen:
·
Overeenkomsten
tussen polder onderling of tussen polders en derde personen betreffende
afwatering of watertoevoer;
·
Vervreemdingen,
verkrijgingen, ruilingen en dadingen welke onroerende goederen of rechten
betreffen en huurovereenkomsten;
·
Geldleningen en
overeenkomsten, waaruit lasten van blijvende aard voortvloeien voor de polder;
·
Beslissingen
houdende vaststelling van de polderbelastingen
·
Begrotingen en
rekeningen.
Artikel 26.
Zijn aan het
advies van de bestendige deputatie en aan 's Konings goedkeuring onderworpen, de
reglementen van de polders, alsook de in deze reglementen aangebrachte
wijzigingen.
Zijn aan
hetzelfde advies en dezelfde goedkeuring onderworpen, de krachtens Artikel 10
van deze wet tussen verscheidene polders gesloten overeenkomsten, betreffende
hun vereniging, alsook de reglementen van elke vereniging van polders.
De hierboven
bedoelde reglementen, wijzigingen van reglementen, en overeenkomsten worden ter
kennis gebracht van de belanghebbende gemeentebesturen.
De Koning
kan de reglementen, ambtshalve, aanvullen met alle nodige bepalingen ter
uitvoering van deze wet, de bestendige deputatie gehoord.
Artikel 27.
De
beslissingen van de algemene vergaderingen die niet worden onderworpen aan de
goedkeuring van de hogere overheid, kunnen door de gouverneur en, bij diens
ontstentenis, door de Koning vernietigd worden, indien zij strijdig zijn met de
wetten, met de besluiten, met het door de hogere overheid goedgekeurd reglement
van de polder, met algemene belangen, of met die van een ander bestuur, openbare
instelling of inrichting.
De
beslissing kan door de gouverneur niet meer vernietigd worden na het verstrijken
van een termijn van drie maanden, en door de Koning na het verstrijken van een
termijn van zes maanden, te rekenen van de dag waarop de gouverneur kennis heeft
gekregen van de beslissing.
Tijdens die
termijn van zes maanden kan de gouverneur de uitvoering van de beslissing
schorsen; deze schorsing neemt een einde ten laatste bij het verstrijken van die
termijn.
Artikel 28.
Iedere
polder heeft een bestuur, bestaande uit een dijkgraaf, een adjunct-dijkgraaf en
gezworenen, wier aantal bepaald wordt door het reglement.
De
burgemeester van de gemeente op wier grondgebied de polder zich bevindt, maakt
van rechtswege deel uit van het bestuur. Hij kan zich, in geval van
verhindering, door een schepen van zijn gemeente laten vervangen. Indien de
polder zich over het grondgebied van verscheidene gemeenten uitstrekt, wijst de
gouverneur, na het advies van het bestuur te hebben ingewonnen, tussen de
burgemeesters van die gemeenten degene aan die van het bestuur deel zal
uitmaken. Hij wijst er twee aan indien het aantal gemeenten groter is dan vijf,
en drie indien dit aantal groter is dan tien. Hij wijst, op dezelfde wijze,
plaatsvervangers aan die de burgemeesters, in geval van verhindering, moeten
vervangen. De aldus aangewezen burgemeesters of hun plaatsvervangers wonen de
vergaderingen van het bestuur bij met raadgevende stem.
Het Bestuur
wordt bijgestaan door de ontvanger-griffier.
Artikel 29.
De leden van
het bestuur en de ontvanger-griffier mogen onderling bloed- noch aanverwant zijn
in de eerste en in de tweede graad. Zij mogen met elkaar niet door het huwelijk
verbonden zijn.
In geval van
aanverwantschap, ontstaan sedert de benoeming, mag degene die ze heeft doen
ontstaan, zijn ambt niet verder waarnemen. Wanneer het huwelijk na de benoeming
plaats heeft, mag de echtgenote haar ambt niet verder waarnemen.
Afwijkingen
van het bepaalde bij dit Artikel kunnen door de gouverneur verleend worden op
beredeneerd en eensluidend advies van de bestendige deputatie.
Artikel 30.
Indien de
polder aan minder dan vier ingelanden toebehoort, worden de dijkgraaf, de
adjunct-dijkgraaf en de gezworenen benoemd door de gouverneur.
Deze kan een
of meer bestuursleden buiten de ingelanden benoemen; in dat geval maken zij van
rechtswege deel uit van de algemene vergadering.
Artikel 31.
Buiten het
geval bedoeld in Artikel 30, benoemt de algemene vergadering de leden van het
bestuur, bij geheime stemming, onder de ingelanden. Zij wijst onder de leden van
het bestuur, bij twee afzonderlijke stemmingen, de dijkgraaf en de
adjunct-dijkgraaf aan.
Zij die
mochten verkozen worden onder de ingelanden die geen stemrecht hebben,
verkrijgen dit recht krachtens hun benoeming.
Artikel 32.
De
dijkgraaf, adjunct-dijkgraaf en gezworenen moeten op de datum van hun benoeming
of verkiezing of van de vernieuwing van hun mandaat, Belg en meerderjarig zijn.
Behoudens bijzondere toestemming van de gouverneur, moeten zij hun gewone
verblijfplaats hebben in een der gemeenten waarover het poldergebied zich
uitstrekt of in een aangrenzende gemeente.
Artikel 33.
Het mandaat
van dijkgraaf, van adjunct-dijkgraaf en van gezworene duurt zes jaar. Het kan
worden vernieuwd.
Het
polderreglement stelt een orde van aftreden vast. Om die reden, behoeven niet
alle mandaten die voor het eerst na de inwerkingtreding van deze wet zijn
toegekend, de in het eerste lid bepaalde duur te hebben.
Artikel 34.
De
bestuursleden leggen de eed af in handen van de gouverneur of van zijn
gemachtigde.
Artikel 35.
Behoudens
bijzondere toestemming van de gouverneur, mag niemand in meer dan één polder
dijkgraaf, adjunct-dijkgraaf of gezworene zijn.
Artikel 36.
Een
dijkgraaf die verhinderd is, wordt vervangen door de adjunct-dijkgraaf, en
indien deze ook verhinderd is, door de oudste gezworene in jaren.
Zijn al de
gezworenen verhinderd, dan wijst de gouverneur een derde persoon aan om het ambt
van dijkgraaf tijdelijk waar te nemen.
Artikel 37.
Klachten
tegen de dijkgraaf worden aan de algemene vergadering voorgelegd. Voor het
onderzoek van die klachten op de algemene vergadering wordt de dijkgraaf
vervangen zoals bepaald in Artikel 36, lid 1 en lid 2.
De algemene
vergadering hoort de dijkgraaf Acht zij de klacht ongegrond, dan beslist zij dat
er geen aanleiding is tot straf. Meent zij dat een straf nodig is, dan zendt zij
het dossier, samen met haar besluit, aan de bestendige deputatie.
De
bestendige deputatie, na de dijkgraaf gehoord te hebben, kan beslissen dat er
geen aanleiding is tot straf ofwel aan de gouverneur de schorsing of afzetting
voorstellen.
De
gouverneur doet uitspraak over dit voorstel.
Artikel 38.
De algemene
vergadering kan de adjunct-dijkgraaf en de gezworenen schorsen op verslag van de
dijkgraaf en na de betrokkene te hebben gehoord.
Meent zij
dat de schorsing meer dan één maand moet duren, of dat de betrokken
adjunct-dijkgraaf of gezworene moet worden afgezet, dan wordt haar besluit aan
de bestendige deputatie gezonden. De gouverneur doet uitspraak over het voorstel
van de bestendige deputatie na de betrokkene gehoord te hebben.
Artikel 39.
De
bestendige deputatie kan eveneens ambtshalve, na de betrokkenen gehoord te
hebben, en na het advies van de op haar initiatief speciaal daarvoor
bijeengeroepen algemene vergadering ingewonnen te hebben, aan de gouverneur de
schorsing of afzetting voorstellen van de dijkgraaf en ten laste van de
adjunct-dijkgraaf en de gezworenen de schorsing of de afzetting uitspreken.
De algemene
vergadering geeft haar advies eerst na de belanghebbenden gehoord te hebben.
Artikel 40.
Onverminderd
de bevoegdheden, door bijzondere bepalingen verleend, is het bestuur belast:
Met het
voorbereiden van de werkzaamheden van de algemene vergadering;
Met het
uitvoeren van haar beslissingen;
Met het
dagelijks bestuur en met het toezicht op de belangen van de polder, en in het
bijzonder met het onderhoud en het in stand houden van de verdedigings-,
droogleggings- of bevloeiingswerken en van de wegen;
Met het
beheer van het polderdomein;
Met het
opmaken van de plannen en bestekken van de werken en leveringen;
Met het
nazien van de boeken en de kas gehouden door de ontvanger-griffier;
Met het
bijhouden van de lijst van de ingelanden die polderbelasting schuldig zijn en
van het kohier dier belastingen;
Met het
vaststellen van de wedden en lonen van de dijk- en sluiswachters en van de
overige leden van het personeel van de polder, behalve van de
ontvanger-griffier.
Artikel 41.
De dijkgraaf
roept de algemene vergadering samen op de plaats daartoe door het reglement
bepaald; hij zit deze vergadering voor.
Hij is
gehouden de algemene vergadering bijeen te roepen op schriftelijk verzoek van
ten minste een derde der leden.
Artikel 42.
Hij vraagt
de goedkeuring van de hogere overheid voor de daden en beslissingen aan die
goedkeuring onderworpen.
Artikel 43.
Hij gelast
de betaling van de werken en leveranties, na oplevering en op zicht van de
bewijsstukken betreffende de uitgave, die moeten bewaard worden om tot staving
van de rekeningen te worden overgelegd.
Artikel 44.
Hij draagt
zorg dat de polder geregeld voorzien is van materialen, gereedschappen en
benodigdheden van dagelijks gebruik.
Artikel 45.
Hij voert de
beslissingen van het bestuur uit.
Hij treedt
in rechte op voor de polder overeenkomstig de aanwijzingen van het bestuur en na
daartoe gemachtigd te zijn door de algemene vergadering en door de gouverneur
voor andere rechtsgedingen als eiser dan de bezitsvorderingen en de vorderingen
in kortgeding.
Hij tekent
al de akten en bescheiden van de polder, zonder zijn ambtsbevoegdheid te moeten
rechtvaardigen tegenover derden. De akten en bescheiden betreffende het
geldelijk beheer van de polder moeten evenwel medeondertekend worden door de
ontvanger-griffier.
De obligatiën
van geldleningen worden getekend door de dijkgraaf en medeondertekend door een
gezworene.
Artikel 46.
Hij heeft de
leiding en houdt toezicht over het personeel van de polder.
Artikel 47.
n
processen-verbaal die bewijskracht hebben tot het tegendeel is bewezen, stelt
hij de overtredingen vast, omschreven bij deze wet, bij de ter uitvoering
daarvan genomen Koninklijke besluiten of bij het politiereglement van de polder.
Artikel 48.
In
spoedeisende gevallen neemt hij de beslissingen die tot de bevoegdheid van het
bestuur behoren, mits hij het bestuur daarover zo spoedig mogelijk verslag
uitbrengt.
Artikel 49.
Bij grote
stormvloed en telkens wanneer de polder in gevaar van overstroming verkeert,
begeven de bestuursleden zich naar de bedreigde plaatsen en treffen er de nodige
maatregelen, zich evenwel schikkend naar de onderrichtingen van de bevoegde
ambtenaren van het Bestuur van Bruggen en Wegen.
HOOFDSTUK III: de ontvanger-griffier
Artikel 50.
De
ontvanger-griffier wordt door de algemene vergadering benoemd.
Artikel 51.
[…
Opgeheven decreet van 28 februari 2014 houdende diverse bepalingen inzake
leefmilieu en natuur]
De algemene
vergadering stelt zijn wedde vast, die door de bestendige deputatie moet
goedgekeurd worden.
[ ... ]
[Opgeheven
door Artikel 60, 18° van het K.B. van 28 november 1969].
Artikel 52.
Hij legt ter
vergadering van het bestuur de eed af in handen van de dijkgraaf.
Artikel 53.
Hij stort
een borgsom, waarvan het bedrag door de algemene vergadering wordt vastgesteld.
Deze borgsom
mag het bedrag van zijn jaarwedde niet overschrijden; zij wordt hem eerst
terugbetaald na het neerleggen van zijn ambt en na goedkeuring, door de algemene
vergadering, van zijn rekening van klerk tot meester.
Artikel 54.
Hij houdt
zijn kantoor in de gemeente waar het polderbestuur zijn zetel heeft, of in een
aangrenzende gemeente.
Artikel 55.
De
ontvanger-griffier stelt de notulen op van de algemene vergaderingen en van de
bestuursvergaderingen en ondertekent ze samen met de dijkgraaf.
Artikel 56.
Hij is
verantwoordelijk voor de bewaring van de boeken, de stukken van comptabiliteit
en beheer alsook het archief van de polder.
Artikel 57.
Hij legt
deze bescheiden voor op ieder verzoek van de dijkgraaf, van het bestuur, van de
bestendige deputatie of van de gouverneur der provincie.
Gedurende
vijftien dagen vóór elke algemene vergadering, kan leder lid inzage nemen van
de bescheiden betreffende de punten die aan de orde zijn. Wanneer de
vaststelling van de begroting of het onderzoek van de rekeningen aan de orde is,
ontvangt elk lid uiterlijk vijftien dagen vóór de algemene vergadering een
afschrift van die bescheiden.
Van het
archief van de polder kan inzage worden genomen door ieder die de toestemming
van de dijkgraaf verkregen heeft.
Artikel 58.
Meent het
bestuur dat een sanctie moet worden getroffen ten laste van de
ontvanger-griffier, dan brengt het de zaak vóór de algemene vergadering. Deze
hoort de belanghebbende. Zij kan hem voor één maand schorsen. Acht zij een
strengere sanctie noodzakelijk, dan kan zij aan de bestendige deputatie de
schorsing voor meer dan een maand of de afzetting voorstellen.
De
gouverneur doet uitspraak over het voorstel van de bestendige deputatie.
Artikel 59.
Is de
ontvanger-griffier geschorst of verhinderd zijn ambt te vervullen, dan voorziet
het bestuur in zijn tijdelijke vervanging.
HOOFDSTUK IV: de dijk- en sluiswachters
Artikel 60
De dijk- en
sluiswachters worden door het bestuur benoemd, geschorst of uit hun ambt ontzet.
Zij kunnen
eveneens door de bestendige deputatie worden geschorst of uit hun ambt ontzet,
het polderbestuur gehoord.
Geen
tuchtstraf wordt getroffen tenzij de belanghebbende vooraf gehoord is.
[ ...]
[Opgeheven
door Artikel 60, 20° van het K.B. van 28 november 1969].
Artikel 61.
[…
Opgeheven decreet van 28 februari 2014 houdende diverse bepalingen inzake
leefmilieu en natuur]
Artikel 62.
De dijk- en
sluiswachters leggen de eed af vóór de vrederechter van het kanton waarin de
polder zijn zetel heeft.
Artikel 63.
In
processen-verbaal, die bewijskracht hebben tot het tegendeel is bewezen, stellen
zij de overtredingen vast omschreven bij deze wet, bij de ter uitvoering daarvan
genomen besluiten en bij het politiereglement van de polder.
In de
polders waar geen dijk- noch sluiswachter is, behoort die politiebevoegdheid aan
de ontvanger-griffier.
Artikel 64.
Zij kunnen
belast worden met de dienst van bode of dwangbeveldrager.
HOOFDSTUK I: het vestigen der belastingen
Artikel 65.
Op al de
erven binnen het poldergebied kan een polderbelasting worden geheven op de
grondslagen en volgens het onderscheid te bepalen bij het reglement.
Dit
reglement mag het aandeel in de polderbelasting differentieel onder de
verschillende categorieën van erven vaststellen.
In de mate
waarin zij rechtstreeks profijt trekken uit de werken van de polder, zullen de
gebouwen opgericht op de bovenbedoelde erven eveneens aan de polderbelasting
kunnen onderworpen worden.
De
belastingvoet wordt jaarlijks door de algemene vergadering vastgesteld.
Artikel 66.
Voor de
betaling van de belasting, van de intresten en de kosten heeft de polder een
hoofdelijke rechtsvordering tegen de eigenaars, erfpachters, opstalhouders,
vruchtgebruikers en houders van een recht van gebruik van een zelfde erf.
De
mede-eigenaars van een goed zijn ook hoofdelijk gehouden.
Artikel 67.
Erfgenamen
en erfopvolgers van een overleden schuldenaar zijn hoofdelijk aansprakelijk voor
de schuld.
HOOFDSTUK II: wijze van invordering der belastingen
Artikel 68.
Het kohier
van de polderbelasting wordt elk jaar door de algemene vergadering opgemaakt en
vastgesteld volgens de regelen bepaald door het reglement.
Het wordt
door de bestendige deputatie uitvoerbaar verklaard.
Een
aanvullend kohier kan door de algemene vergadering opgemaakt worden voor het
heffen van buitengewone belastingen.
Bezwaren
worden vóór de bestendige deputatie gebracht binnen drie maanden na ontvangst
van het aanslagbiljet, in de vormen en onder de voorwaarden bepaald bij de wet
van 22 juni 1865 betreffende de bezwaren in zake directe belastingen.
Tegen de
beslissingen over deze bezwaren door de bestendige deputatie getroffen, mag men
zich in verbreking voorzien overeenkomstig de bepalingen van Artikel 4 der wet
van 22 januari 1849.
Artikel 69.
De belasting
moet betaald zijn binnen de termijnen door de algemene vergadering vastgesteld.
Het
reglement voorziet in de betaling van een verwijlintrest.
De
ontvanger-griffier is verantwoordelijk voor de belastingen die door zijn schuld
niet binnen de gestelde tijd zijn geïnd. In afwachting van de inning, kan hij
door de bestendige deputatie gedwongen worden persoonlijk het bedrag voor te
schieten om de uitgaven van de polder te dekken, zonder uit dien hoofde op enige
intrest aanspraak te hebben.
Artikel 70.
Buitengewone
belastingen kunnen over verscheidene dienstjaren verdeeld worden, met
goedkeuring van de bestendige deputatie.
Artikel 71.
De
ontvanger-griffier volgt, voor de invordering van de belastingen, van de
intresten en de kosten, de regelen vastgesteld voor de invordering der directe
belastingen door de Staat.
Artikel 72.
De kosten
van dwangbevel en tenuitvoerlegging worden vastgesteld zoals in zake directe
belastingen.
HOOFDSTUK III: waarborgen voor de invordering der belasting
Artikel 73.
De
schuldenaren van de polderbelasting staan in met hun in het poldergebied gelegen
onroerende goederen en met al hun roerende goederen.
Artikel 74.
De gewone en
buitengewone polderbelastingen, de intresten en de kosten zijn gewaarborgd door
een algemeen voorrecht op de inkomsten en op de roerende goederen van alle aard
van de belastingplichtige en door een wettelijke hypotheek op al de hem
toebehorende goederen in het gebied van de polder gelegen en die daarvoor
vatbaar zijn.
Artikel 75
Het
voorrecht neemt rang onmiddellijk na dat hetwelk ingesteld is ten voordele van
de Openbare Schatkist voor de invordering van de directe belastingen,
onverminderd Artikel 13 van de wet van 5 juli 1871 en Artikel 4 van de wet van
11 april 1895.
Het wordt
uitgeoefend gedurende twee jaar te rekenen van de datum van de
uitvoerbaarverklaring van het kohier.
Bij beslag
op de inkomsten of goederen vóór het verstrijken van die termijn blijft het
voorrecht behouden tot hun tegeldemaking.
Wordt met
beslag gelijkgesteld het verzoek van de ontvangergriffier bij ter post
aangetekend schrijven gedaan aan de pachters, huurders, ontvangers, agenten,
huismeesters, notarissen, deurwaarders, griffiers, curators, vertegenwoordigers
en andere bewaarnemers en schuldenaars van de inkomsten, sommen, waarden of
roerende goederen om, op het bedrag van de fondsen of waarden die zij
verschuldigd zijn of die zich in hun handen bevinden, ter ontlasting van de
belastingplichtigen, te betalen tot beloop van al of een deel van de door de
laatstgenoemden aan de polder verschuldigde belastingen.
De
uitwerking van dit verzoek strekt zich uit tot de voorwaardelijke
schuldvorderingen of die op termijn, onverschillig op welk tijdstip zij
opeisbaar worden.
Artikel 76
§1. De
wettelijke hypotheek schaadt geenszins de vorige voorrechten en hypotheken.
§2. Zij
neemt rang vanaf haar inschrijving.
Behalve
wanneer de rechten van de polder in gevaar verkeren, mag de inschrijving slechts
worden genomen vanaf het verstrijken van een termijn van zes maanden, ingaande
op de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de gewaarborgde
belastingen zijn opgenomen.
§3. De
hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de ontvanger-griffier belast met de
invordering.
De
inschrijving heeft plaats niettegenstaande verzet, betwisting of beroep, op
voorlegging van een door de ontvanger-griffier voor echt verklaard afschrift van
het aanslagbiljet, houdende vermelding van de datum van de uitvoerbaarverklaring
van het kohier.
§4.
Onverminderd de toepassing van Artikel 87 van de wet van 16 december 1851, kan
de inschrijving worden gevorderd voor een door de ontvanger-griffier in het
borderel te bepalen bedrag dat de intresten en toebehoren, die vóór de
vereffening van de aan de polder verschuldigde belasting zouden kunnen
verschuldigd zijn, vertegenwoordigt.
§5. De
ontvanger-griffier verleent handlichting in de administratieve vorm, zonder dat
hij tegenover de hypotheekbewaarder gehouden is de betaling der verschuldigde
sommen te verantwoorden.
§6. Zo de
betrokkenen, alvorens de bedragen vereffend te hebben die door de wettelijke
hypotheek gewaarborgd zijn, wensen al of een deel van de bezwaarde goederen vrij
te maken van hypotheek, dienen zij daartoe een verzoek in bij de
ontvanger-griffier. Dit verzoek wordt ingewilligd zo de polder reeds voldoende
zekerheid bezit of zo deze hem wordt gegeven voor het bedrag van hetgeen haar
verschuldigd is.
§7. De
kosten der hypothecaire formaliteiten in verband met de wettelijke hypotheek
zijn ten laste van de belastingplichtige.
Artikel 77.
Er is
verjaring voor de invordering der belastingen, intresten en kosten na twee jaar
te rekenen van de 1ste januari die volgt op het jaar waarin de belasting moet
worden betaald.
Artikel 78.
Onverminderd
het bij Artikel 68 ingestelde beroep, vervalt de eis tot teruggave van elke ten
onrechte geïnde som, van rechtswege, na twee jaar, te rekenen van de betaling.
Artikel 79.
De termijn
bepaald in de Artikelen 77 en 78 kan worden onderbroken op de wijze omschreven
in Artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek en door afstand te doen
van het reeds verlopen gedeelte van de verjaringstermijn
In geval van
stuiting van de verjaring is een nieuwe verjaring, die op dezelfde wijze kan
gestuit worden, verkregen twee jaar na de laatste akte of handeling waardoor de
vorige verjaring werd gestuit, indien er geen geding aanhangig is bij het
gerecht.
TITEL
IV: de werken door de polders uit te voeren
Artikel 80.
De polders
maken jaarlijks een staat op van de werken die in de loop van het jaar moeten
uitgevoerd worden voor het aanleggen, verbeteren, onderhouden en instandhouden
van de verdedigings-, droogleggings- en bevloeiingswerken en van de wegen van de
polder.
Deze staat
bevat een raming van de uitgaven en maakt een onderscheid tussen de aanleg- en
verbeteringswerken enerzijds en de onderhouds- en instandhoudingswerken
anderzijds.
Hij wordt vóór
1 februari van het jaar waarin de werken moeten worden uitgevoerd, aan de
bestendige deputatie en aan de belanghebbende gemeentebesturen overgelegd.
Artikel 81.
[... (opgeh.decr , 23 maart 2012 art. 5, 30
april 2012]
Artikel 82.
[... (opgeh.decr , 23 maart 2012 art. 5, 30
april 2012]
Artikel 83.
[... (opgeh.decr , 23 maart 2012 art. 5, 30
april 2012]
Artikel 84.
[... (opgeh.decr , 23 maart 2012 art. 5, 30
april 2012]
Artikel 85. (wijzig.decr
, 23 maart 2012 art. 6, 30 april 2012]
Het
Polderbestuur kiest de wijze waarop de opdrachten voor aanneming van werken,
leveringen en diensten worden gegund en stelt de voorwaarden vast; het stelt de
procedure in en gunt de opdracht.
Het besluit tot gunning van de opdracht
wordt onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur
De
goedkeuring wordt geacht te zijn verleend bij ontstentenis van betekening van
een andersluidende beslissing binnen veertig dagen nadat het besluit op het
provinciaal gouvernement is ingekomen.]
[Vervangen
door Artikel 24 van de wet van 14 juli 1976].
Artikel 86.
De leden van
het bestuur noch de ontvanger-griffier mogen, op straffe van afzetting en
onverminderd de straffen gesteld bij Artikel 245 van het Strafwetboek, enig
belang, welke het ook zij, nemen of aanvaarden in de leveringen en werken die de
polder aangaan.
Artikel 87.
De
oplevering van de werken en materialen geschiedt onder de verantwoordelijkheid
van het bestuur.
De
processen-verbaal van oplevering worden, tot staving, gevoegd bij de definitieve
betalingsmandaten uitgereikt door de dijkgraaf.
Artikel 88.
[... (opgeh.decr , 23 maart 2012 art. 7, 30
april 2012]
TITEL
V: de toezichtsmaatregelen en de ambtshalve uitgevoerde werken
Artikel 89.
Onverminderd
de bij Artikel 40, c, opgelegde verplichtingen is het polderbestuur gehouden,
ieder jaar, in de loop van de maand Maart of April en van de maand September, de
gehele polder te schouwen in het bijzijn van een lid van de bestendige deputatie
of zijn gemachtigde, van de door de Koning aangewezen bevoegde ambtenaren of hun
plaatsvervanger en van de afgevaardigden van de belanghebbende gemeentebesturen.
Artikel 90.
Indien
blijkt uit die verslagen, of uit de vaststelling op gelijk welk ander tijdstip
gedaan in een verslag door de bevoegde ambtenaren opgesteld en door de
gouverneur betekend zowel aan het polderbestuur als aan de bestendige deputatie,
dat het onderhoud of de instandhouding van de verdedigingswerken verwaarloosd is
of dat buitengewone werken voor de vrijwaring van de polder noodzakelijk
blijken, hoort de bestendige deputatie hoogdringend het polderbestuur in het
bijzijn van de bevoegde ambtenaar en van de afgevaardigden der belanghebbende
gemeentebesturen en stelt in voorkomend geval een termijn vast binnen welke de
algemene vergadering tot de uitvoering van de werken moet beslissen.
Artikel 91.
Neemt de
polder deze beslissing niet binnen de gestelde termijn, dan kan de bestendige
deputatie de nodige maatregelen treffen, in naam en voor rekening van de polder,
bij toepassing van Artikel 24.
De
bestendige deputatie kan ook, ambtshalve, de uitvoering van de werken bevelen.
In dit geval worden de nodige gelden door de Staat voorgeschoten. De bestendige
deputatie mag een dergelijke beslissing slechts nemen met voorafgaande
instemming van de bevoegde Minister, behalve indien het werken betreft waarvan
de uitvoering niet zonder gevaar of schade kan worden uitgesteld.
Artikel 92.
Alle werken
worden uitgevoerd onder het toezicht van de door de Koning aangewezen bevoegde
ambtenaren.
Deze
ambtenaren zijn bovendien aanwezig bij de oplevering van de werken, behoudens
wanneer het onderhouds- of instandhoudingswerken betreft.
Artikel 93.
Wanneer de
bestendige deputatie verneemt dat een polder zonder de vereiste vergunningen of
zonder inachtneming van de gestelde voorwaarden enig werk uitvoert of heeft
uitgevoerd, en wanneer dit werk schadelijk lijkt voor het algemeen belang, voor
de belangen van provincie of gemeente of voor de belangen van een andere polder
of watering, hoort zij op tegenspraak de betrokken besturen en de bevoegde
ambtenaren en beveelt zij, zo nodig, dat de zaken in hun vorige staat worden
hersteld.
Zo de polder
nalaat de bevelen van de bestendige deputatie uit te voeren, mag deze te werk
gaan overeenkomstig Artikel 91.
Artikel 94. De
beslissingen door de bestendige deputatie krachtens de Artikelen 90, 91 en 93
getroffen, zijn met redenen omkleed.
Artikel 95.
Die
beslissingen kunnen door de Koning hervormd worden, hetzij ambtshalve, hetzij op
beroep van het polderbestuur of van de gouverneur van de provincie.
Dit beroep
moet ingesteld worden binnen vijftien dagen. Deze termijn loopt ten aanzien van
de gouverneur vanaf de datum van de beslissing en ten aanzien van het
polderbestuur vanaf de datum van de betekening.
Het beroep
van het polderbestuur geschiedt bij verzoekschrift aan de Koning, overhandigd
aan de gouverneur. Deze geeft er ontvangstbewijs van en zendt de stukken door
aan de bevoegde Minister.
Artikel 96.
Beroep op de
Koning schorst de uitvoering van de beslissing der bestendige deputatie.
Evenwel
heeft het beroep van de polder geen schorsende werking indien de bestendige
deputatie heeft bevolen dat haar beslissing ondanks het beroep zal uitgevoerd
worden en deze beslissing ter zake speciaal met redenen heeft omkleed.
In dat geval
komt de eventuele teruggave ten laste van de Staat.
Artikel 97.
§1. Voor
het invorderen van hetgeen hem verschuldigd is uit hoofde van de voorschotten
die hij heeft verstrekt, van de intresten en van de kosten, beschikt de Staat
tegen de polder over een burgerlijke rechtsvordering.
Deze
voorschotten, intresten en kosten zijn gewaarborgd door een algemeen voorrecht
op de inkomsten en de roerende goederen van alle aard van de polder en door een
wettelijke hypotheek op alle goederen van de polder die daarvoor vatbaar zijn.
§2. Het
voorrecht neemt rang onmiddellijk na dat hetwelk ten behoeve van de Openbare
Schatkist ingesteld is voor de invordering van de directe belastingen.
Het wordt
uitgeoefend te rekenen van de dag waarop de in Artikel 98 bedoelde termijn van
drie maanden is verstreken.
Dit
voorrecht blijft bestaan totdat de schuld aan de Staat volledig is gedelgd.
Bij beslag
op de inkomsten of goederen vóór dat tijdstip, blijft het voorrecht tot de
tegeldemaking van die inkomsten of goederen gehandhaafd.
Met beslag
wordt gelijkgesteld het verzoek van de Minister of van de ambtenaar die hij
daartoe machtigt, bij een ter post aangetekende brief gedaan aan de pachters,
huurders, ontvangers, agenten, huismeesters, notarissen, deurwaarders,
griffiers, curators, vertegenwoordigers en andere bewaarnemers en schuldenaars
van de inkomsten, sommen, waarden of roerende goederen om, op het bedrag van de
fondsen of waarden die zij verschuldigd zijn of die zich in hun handen bevinden,
ter ontlasting van de polder te betalen tot het beloop van alle of van een deel
der door de polder verschuldigde sommen.
De
uitwerking van dit verzoek strekt zich uit tot de voorwaardelijke
schuldvorderingen of die op termijn, op welk tijdstip zij ook opeisbaar worden.
§3. De
wettelijke hypotheek schaadt geenszins de vroegere voorrechten en hypotheken.
Zij neemt
rang vanaf haar inschrijving.
De hypotheek
wordt ingeschreven op verzoek van de Minister of van de ambtenaar die hij
daartoe machtigt, op overlegging van twee borderellen houdende, behalve
vermelding van het betrokken Ministerie en de betrokken polder, opgave van het
bedrag waarvoor de inschrijving wordt gevorderd en speciale aanduiding van de
aard en de ligging van elk der onroerende goederen waarop de hypotheek zal
betrekking hebben.
De Minister
of de gemachtigde ambtenaar verleent handlichting in de administratieve vorm
zonder dat hij, tegenover de hypotheekbewaarder, gehouden is de betaling der
verschuldigde sommen te verantwoorden.
De kosten
van de hypotheekformaliteiten zijn ten laste van de polder.
Artikel 98.
Aan de
polder wordt een termijn toegestaan om de voor de betaling nodige maatregelen te
nemen. Deze termijn mag niet minder bedragen dan drie maanden ingaande op het
tijdstip waarop de bestendige deputatie van de afrekening kennis geeft.
De Minister
van Financiën kan, naar omstandigheden, termijnbetaling toestaan. Ook kan hij,
indien de omstandigheden zulks wettigen en met goedvinden van de Ministerraad,
een deel van de schuld kwijtschelden.
Artikel 99.
Indien de
polder, binnen de termijn in het vorige Artikel gesteld, de nodige maatregelen
niet heeft getroffen om, volgens de voorgestelde modaliteiten, de betaling te
verzekeren van de schuldvordering van de Staat, of indien later de polder aan
zijn verplichtingen te kort komt, heeft de Staat het recht de inning van Zijn
schuldvordering tegen de polder te vervolgen zoals in domeinzaken.
Artikel 100.
Zowel vóór
als na het instellen van de vervolgingen heeft de Staat het recht tegen de
polder maatregelen van bewaring voor de inning van zijn schuldvordering te
nemen, overeenkomstig de rechtsregelen in burgerlijke zaken.
Artikel 101.
In gevallen
als omschreven in Artikel 99 mag de Staat ook, met het oog op de terugbetaling
van zijn schuldvordering, bij de polder stappen doen om hem er toe te brengen
gewone of buitengewone polderbelastingen in te voeren.
Blijft de
polder in gebreke die belastingen in te voeren, dan kan de Staat de bestendige
deputatie gelasten ze, overeenkomstig Artikel 24, door een bijzondere
commissaris te doen vestigen.
Het innen
van deze belastingen, intresten en kosten wordt door de ontvanger-griffier
vervolgd.
Zo nodig kan
de Minister van Financiën voor het innen van die belastingen een ontvanger der
domeinen in de plaats stellen van de ontvanger-griffier.
In dat geval
vervult de ontvanger der domeinen alle formaliteiten in de plaats van de
overheden van de polder. Hij boekt de geïnde bedragen als ontvangen, ter
aflossing van de schuld van de polder.
Artikel 102.
Binnen de
grenzen van de gebieden die onder de gelding van deze wet vallen, kan de Koning
elke maatregel voorschrijven en van ambtswege alle werken bevelen die voor het
algemeen belang vereist zijn. Zulke werken worden door de Staat en op Zijn
kosten uitgevoerd.
Op voorstel
van de algemene vergadering van de polder kan de Koning, na het advies van de
betrokken gemeenteraad en van de bestendige deputatie te hebben ingewonnen,
verordenen dat de wegen in het gebied van de polder naar het openbaar domein van
de gemeente zullen overgebracht worden om van de gemeentewegen deel uit te
maken.
TITEL
VI: verschillende bepalingen
Artikel 103.
Indien het
poldergebied zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één provincie,
wijst de Koning de provinciale overheden aan, die bevoegd zijn om ter uitvoering
van deze wet op te treden.
Artikel 104. [ ... ]
[Opgeheven
door Artikel 24 van de wet van 28 december 1967].
Artikel 105.
Ten opzichte
van de particuliere eigendommen die buiten hun gebied gelegen zijn, maken de
polderbesturen gebruik van de erfdienstbaarheden omschreven bij de Artikelen 15
tot 21 van het Veldwetboek, volgens de bij die bepalingen gestelde regelen.
Artikel 106.
Ten opzichte
van de eigendommen die deel uitmaken van hun gebied, beslissen de polderbesturen
over de noodzakelijkheid gebruik te maken van deze erfdienstbaarheden, en de
rechterlijke overheid, aangewezen in Artikel 21 van het Veldwetboek, is slechts
bevoegd uitspraak te doen over het bedrag der verschuldigde vergoedingen.
Artikel 107.
Wanneer een
polder verplicht is gebruik te maken van het domein van een andere polder of van
een watering voor doeleinden als omschreven bij de Artikelen 15 tot 21 van het
Veldwetboek, worden de ter zake getroffen overeenkomsten aan de goedkeuring van
de bestendige deputatie onderworpen.
Bij verschil
van mening tussen de betrokken besturen doet de bestendige deputatie uitspraak,
zowel over de noodzaak van de overwogen maatregelen, als over de voorwaarden van
uitvoering, daarin begrepen de vergoedingen.
Artikel 108.
Wanneer een
polder het voor zijn eigen vrijwaring nodig acht een dijk beheerd door een
naburige polder te doen ophogen of versterken, kan hij de bestendige deputatie
verzoeken om deze dijk te mogen beheren met de daaraan verbonden lasten, onder
voorbehoud evenwel dat de polder, tot wiens domein de dijk behoort, voor deze
een gemeenschappelijke regeling van beheer en kosten kan verlangen.
Gaat de
bestendige deputatie op dit verzoek in, dan bepaalt zij de voorwaarden waarvan
deze wijzigingen afhankelijk zijn en stelt het reglement van gemeenschappelijk
beheer en lasten op, onder voorbehoud van 's Konings goedkeuring.
Artikel 109.
Wanneer
zulks nodig is ingevolge een vloed of een buitengewoon hoge tij, onder
omstandigheden die tot een doorbraak of overloop van de dijk kunnen leiden, zijn
al de personen van 18 jaar en ouder, die wonen in de polder of in de gemeente
waarover de polder zich uitstrekt, verplicht gevolg te geven aan de opeising van
de burgemeester, gedaan op verzoek van de dijkgraaf, om aan de
verdedigingswerken deel te nemen.
Weigering om
aan deze oproep gehoor te geven en aansporing tot wederspannigheid worden
gestraft met gevangenisstraf van één dag tot zeven dagen en met geldboete van
één frank tot 25 frank, of met een van die straffen alleen.
Artikel 110.
Na al de
beschikbare materialen ter voorkoming van doorbraak of overloop te hebben
gebruikt, kan de burgemeester, op verzoek van de dijkgraaf en behoudens een
later vast te stellen vergoeding, allés wat aan staken, rijsbossen en stro in
de omgeving van de dijk voorhanden is, opeisen.
Artikel 111.
De Koning is
bevoegd een algemeen politiereglement van de polders op te maken.
Overtreding
van het bepaalde in dat reglement wordt gestraft met gevangenisstraf van één
dag tot zeven dagen en met geldboete van één frank tot 25 frank, of met een
van die straffen alleen.
Artikel 112.
De Koning
kan van de bepalingen van deze wet afwijken ten behoeve van polders waarvan het
gebied zich gedeeltelijk over een naburig land uitstrekt.
Artikel 113.
De
leeftijdsgrens van 65 jaar, bepaald voor de ontvanger-griffiers en voor de dijk-
en sluiswachters kan, bij beslissing van de Minister van Landbouw, in
uitzonderlijke en behoorlijk gemotiveerde gevallen, op ten hoogste 70 jaar
gebracht worden voor de beambten die in functie zijn op de datum van
inwerkingtreding van deze wet.
Deze
beslissing wordt getroffen op voorstel van de algemene vergadering of van het
bestuur, al naar het geval, en op advies van de gouverneur van de provincie.
Artikel 114.
§1. Worden
opgeheven:
1° De
Artikelen 5 tot 12 en 29 tot 42 van het keizerlijk decreet van 11 Januari 1811
houdende reglement op het bestuur en het onderhoud van de polders ;
2° Het
keizerlijk decreet van 28 December 1811 houdende reglement van algemeen bestuur
voor de polders van het Scheldedepartement;
3° Het
koninklijk besluit van 21 Maart 1818 houdende bepalingen betreffende het beheer
van en het toezicht op de verdedigingswerken langs de zee en de rivieren, en
waarbij dit toezicht gesteld wordt in de bevoegdheden van de Waterstaat;
4° Het
koninklijk besluit van 22 Mei 1819 betreffende het bestuur van en het toezicht
op de verdedigingswerken tegen het water van de zee en van de rivieren;
5° Het
koninklijk besluit van 17 December 1819 waarbij het bestuur van de Openbare
Werken opnieuw aan de provinciën wordt opgedragen, voor zover het op de polders
betrekking heeft;
6° Het
koninklijk besluit van 23 Augustus 1831 betreffende de benoeming van de
bestuursleden van de polders;
7° De wet
van 5 Mei 1898 betreffende het beheer der polders;
8° Het
koninklijk besluit van 12 Maart 1934 tot wijziging van Artikel 20 van voornoemd
keizerlijk decreet van 28 December 1811;
9° Artikel
19 van de wet van 15 Maart 1950 tot wijziging van de wetgeving betreffende de
onbevaarbare waterlopen, wat de polders betreft.
§2. Op de
datum van inwerkingtreding van het algemeen politiereglement, waarin Artikel 111
voorziet, worden opgeheven:
1° Het
keizerlijk decreet van 16 December 1811 houdende het politiereglement van de
polders in de departementen van de Schelde, van de Scheldemondingen, van de Leie
en van de Twee Netes;
2° Het
koninklijk besluit van 19 augustus 1823 houdende bepalingen betreffende de wijze
om vervolgingen in te stellen tegen degenen die diefstallen van materialen ten
gerieve van de dijken plegen;
3° Artikel
138, 5°, van het Wetboek van strafvordering, gewijzigd bij het koninklijk
besluit nr. 252 van 8 Maart 1936.
Artikel 115.
De Koning
bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze wet.