61776 | 13.05.1993 V. nr. 629 (BHR): Niet naleving door de GOMB van de wet op de overheidsopdrachten
GUILLAUME Bernard
Min.-Voorzitter van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Ondergeschikte Besturen en Tewerkstelling, PICQUE Charles

V. en A., BHR, 30.09.1993,1992-93, (33), 3310-3312

De richtlijn 71/305/EEG, gewijzigd door de richtlijn 89/440/EEG van 18.07.1989, werd in het interne Belgische recht opgenomen door het KB van 01.08.1990 betreffende de mededinging inzake bepaalde overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken in het raam van de Europese Gemeenschappen. Art. 1, par. a en b van deze richtlijn bepaalt: '...In de zin van deze richtlijn: a) zijn 'overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken' schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel die zijn gesloten tussen een aannemer enerzijds en een onder b) omschreven aanbestedende dienst anderzijds, en die tot voorwerp hebben ofwel een der werkzaamheden als bedoeld in bijlage II of een werk omschreven in punt c), of het doen verwezenlijken door welk middel ook van een werk dat beantwoordt aan de nauwkeurige, door de aanbestedende dienst bepaalde behoeften; b) worden onder 'aanbestedende diensten' verstaan: de Staat, zijn territoriale lichamen en de publiekrechtelijke rechtspersonen en de verenigingen die door een of meerdere van deze lichamen of deze publiekrechtelijke instellingen worden gevormd. Onder publiekrechtelijke rechtspersoon verstaat men elke instelling: - opgericht om specifiek te voldoen aan de noden van algemeen belang die geen nijverheids- of handelskarakter hebben en - die rechtspersoonlijkheid bezitten - waarvan ofwel de activiteit door de Staat, de territoriale lichamen of de andere publiekrechtelijke instellingen wordt gefinancierd, ofwel het beheer onderworpen is aan een controle door laatstgenoemde, ofwel de raad van bestuur, de directie- of controleraad is samengesteld uit leden waarvan meer dan de helft door de Staat, de territoriale lichamen of de andere publiekrechtelijke instellingen is samengesteld.' Art. 3 van het voormelde KB voert par. b van art. 1 van de richtlijn uit en luidt als volgt: '3. par. 1. De besturen die onderworpen zijn aan de bepalingen van dit besluit zijn, naast de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies en de gemeenten: - de publiekrechtelijke verenigingen, zoals de verenigingen van gemeenten, gevormd door voornoemde publiekrechtelijke personen; - de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; - de kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de andere erkende erediensten; - de gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen; - de polders en de wateringen; - de ruilverkavelingscomités; - de publiekrechtelijke instellingen, inzonderheid die opgesomd in bijlage 2 bij dit besluit. De in punt 2 van genoemde bijlage 2 opgesomde instellingen zijn met publiekrechtelijke instellingen gelijk te stellen. Het zijn rechtspersonen waarin de overheid een overwegend belang heeft. De wet van 14.07.1976 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en haar uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing op hun overheidsopdrachten van werken, waarvan het geraamd bedrag deze bepaald in art. 1, par. 1, lid 1, bereikt. nvdr: de wet 14.07.1976 wordt vervan gen door de wet 24.12.1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten

nvdr: De wet 24.12.1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten werd op 01.07.2013 opgeheven door de wet 15.06.2006 overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten (zie doc. nr. 208581). De inwerkingtreding van deze wet 15.06.2006, alsook de datum van de opheffing van de wet 24.12.1993 werd geregeld door het KB 02.06.2013 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15.06.2006 en van de koninklijke uitvoeringsbesluiten ervan (zie doc. nr. 274326).